Textum ergo habes, nunc ab omnibus receptum – de Textus Receptus

De Textus Receptus, uitgegeven in 1633 door de gebroeders Elsevier, bevatte de tekst: “Textum ergo habes, nunc ab omnibus receptum”. Wat zoveel betekent als: “Je hebt nu de tekst, die door iedereen aanvaard is”.

Codex Vaticanus (public domain)
Codex Vaticanus (public domain)

» Download deze tekts als PDF-bestand

De discussie leeft telkens weer op. Wat is nu de “juiste” grondtekst van de Bijbel? De petitie die onlangs werd gehouden voor het handhaven van de Statenvertaling is daar een voorbeeld van. De website Aantekeningen bij de Bijbel heeft daar ook een interessant blog over geschreven.

Binnen de orthodox-reformatorische kring maar ook in bepaalde evangelische kringen zijn er mensen die menen dat er maar één Bijbelvertaling de juist is: de Staten Vertaling. Want dat is “de Meerderheidstekst”.

Maar is “meer” altijd “beter”? Heeft “de meerderheid” per definitie gelijk? Daarover kun je van mening verschillen. Daarnaast is er nog iets wat we moeten overwegen: hoe compleet was de ‘grondtekst’ (de basis voor de Statenvertaling) waarover Erasmus beschikte?

Het belang van een goede vertaling

Het is van zeer groot belang dat de Bijbel zo nauwkeurig mogelijk is. De betrouwbaarheid van de onderliggende manuscripten speelt een grote rol bij het bepalen van de kwaliteit en betrouwbaarheid van een vertaling. Naast natuurlijk de kwaliteiten van de vertalers!

Dit is dus waar de wetenschap van de ‘tekstkritiek’ om de hoek komt kijken. Het doel van tekstkritiek is niet om kritiek op de Bijbel te leveren, zoals sommigen ten onrechte denken en beweren, maar om alle beschikbare manuscripten te onderzoeken en door zorgvuldige vergelijking te bepalen wat de originele tekst werkelijk is. Wat zij doen is dus zeer kritisch naar alle manuscripten kijken en hoe die zijn ontstaan.

Textus Receptus – de ‘meerderheidstekst’

Gereformeerd historicus Gerrit Veldman schrijft over de Statenvertaling, dat wil zeggen de onderliggende grondtekstverzameling, het volgende:

Erasmus putte voornamelijk uit Griekse handschriften die behoorden tot wat nu het ‘Byzantijnse teksttype’ genoemd wordt. Je moet je voorstellen: de Griekse tekst is natuurlijk overgeleverd en verspreid door het steeds maar weer overschrijven van de handschriften. Die handschriften zijn natuurlijk niet allemaal identiek. Schrijvers maakten fouten. En die fouten werden vervolgens ook weer gekopieerd. Op die manier ontstond er als het ware een hele stamboom van handschriften, met daarbinnen duidelijk te herkennen families: teksttypes.

Eén van die teksttypes is dus het Byzantijnse teksttype. Van dat type zijn verreweg de meeste handschriften overgeleverd. Dit type, samen met nog een aantal andere handschriften die er veel op lijken, wordt daarom ook wel de ‘Meerderheidstekst’ genoemd.

Sinds Wescott en Hort is het onder Bijbelwetenschappers algemeen aanvaard dat je de oorspronkelijke tekst van het Griekse Nieuwe Testament het best kunt benaderen door een tekst samen te stellen op basis van de Vaticanus, de Sinaiticus en nog een aantal, vaak fragmentarische, oude handschriften.

Bijbel in Statenvertaling (c)2023 Rudy Brinkman
Bijbel in Statenvertaling (c)2023 Rudy Brinkman

En hij concludeert onder meer:

Juist gereformeerden hebben daarom altijd vertrouwen gehad in de meerderheidstekst. Juist die biedt kansen om tot een eenduidige tekstversie te komen. Zonder de meerderheidstekst, wordt de tekstkritiek zomaar een moeras waar je niet uitkomt. Alle reden dus om juist in de meerderheidstekst Gods bewarende hand te zien, zoals veel christenen gedaan hebben.

Terecht wijst hij er op dat er de nodige complottheorieën de ronde doen over de grondtekst en het ontstaan van de kritische tekst. Ik heb daar in het verleden veel over gelezen en ook wel eens aandacht aan besteed. Zijn argumenten in het voordeel van de (Herziene) Statenvertaling zijn helder en deel ik grotendeels. De Textus Receptus is echter niet de complete ‘meerderheidstekst’.

Erasmus had geenszins toegang tot alle Griekse manuscripten, dus het was onmogelijk dat hij een echte meerderheidstekst kon ontwikkelen. De Textus Receptus is gebaseerd op een zeer beperkt aantal manuscripten, allemaal oosters, en allemaal daterend uit de 12e eeuw. Als gevolg hiervan is het veel minder waarschijnlijk dat de Textus Receptus, vergeleken met de Eclectische Tekst (o.a. moderne teksteditie van het Griekse Nieuwe Testament, RB) en de Meerderheidstekst, de meest nauwkeurige lezing heeft.” (GotQuestions)

De eerste Textus Receptus is gebaseerd op de manuscripten 1 (=Codex Basilensis A. N. IV. 2), 2 (=Codex Basiliensis A. N. IV. 1), 7, 817, 2814 (=1rK), 2815 (=Codex Basilensis A. N. IV. 4), 2816 (=4ap) en welke allen van latere datum zijn.

De Textus Receptus was dus niet de volledige, originele, grondtekst. Drs. J.M. Pauw, werkzaam voor Wycliffe Bijbelvertalers, schrijft daarnaast het volgende:

“Spreken over de grondtekst van de Bijbel kan een misverstand in de hand werken. Men kan hiermee namelijk de indruk krijgen dat het zou gaan om de oorspronkelijke tekst van het Oude en Nieuwe Testament. Maar de écht oorspronkelijke teksten, d.w.z. de handschriften / boekrollen waarop de bijbelschrijvers (Mozes, David, Jesaja, Johannes, Paulus, etc.) de bijbelboeken zelf hebben opgeschreven – en die door de bijbelwetenschappers autografen worden genoemd – zijn helaas niet bewaard gebleven. De Hebreeuwse en Griekse handschriften van de Bijbel zijn dus eigenlijk afschriften van de originele teksten.”

Dat geldt voor zowel de Textus Receptus als de Nestle-Aland, tegenwoordig de tekstverzameling waar de meeste bijbelvertalingen op gebaseerd zijn.

Meer is beter?

Het feit dat het Byzantijnse teksttype meer voorkomt wil ook niet zeggen dat het per definitie de beste tekstvariant is.

De meerderheidstekst-methode binnen de tekstkritiek zou je de democratische methode kunnen noemen. In wezen heeft elk Grieks manuscript één stem, over alle varianten wordt door alle manuscripten gestemd, en welke variant de meeste stemmen heeft, wint. Op het eerste gezicht lijkt de meerderheidstekstmethode het meest waarschijnlijk te resulteren in de juiste originele lezing. Het probleem is dat de Majority Text-methode geen rekening houdt met twee zeer belangrijke factoren: (1) de ouderdom van de manuscripten, en (2) de locatie van de manuscripten.

De principes van leeftijd en locatie resulteren er dus in dat ‘de meerderheidsregels’ niet de beste methode zijn in tekstkritiek. Wat is dan de beste methode? De beste methode lijkt rekening te houden met alle factoren: meerderheid, leeftijd, locatie, moeilijkheidsgraad van het lezen en welke variant het beste de oorsprong van de andere varianten verklaart. Deze methode staat bekend als de ‘eclectische tekst’ of ‘kritische tekst’.” (GotQuestions).

Ik zou zeggen “niet altijd” omdat ook het omgekeerde “dat een minderheidstekst niet altijd de beste methode is”. Dr. Gordon Clark komt met de volgende terechte kritiek: “Als een groep van twintig of veertig manuscripten één voorouder gemeenschappelijk hebben, dan betekent dit, dat een groot aantal kopiisten vond, dat deze voorouder-kopie trouw was aan het originele handschrift. Maar als een manuscript slechts weinig is gekopieerd, zoals het geval is bij B [=Codex Vaticanus], dan kan men met recht denken dat deze vroegere kopiisten aan de betrouwbaarheid ervan twijfelden. Waarschijnlijk hebben de orthodoxe christenen uit die beginperiode al geweten dat B corrupt was.” (Gordon H. Clark, Logical Criticisms of the Textual Criticism, p. 15).

Het is om die reden dat ook leeftijd, locatie, oorsprong, etc. onderzocht moet worden. Daarnaast is het opvallend dat er maar weinig manuscripten van de Alexandrijnse familie zijn terwijl die uit een droog gebied komen en dus goed geconserveerd waren, terwijl er van de Byzantijnse familie zeer veel is, ondanks dat deze in een nattere omgeving voorkwamen en derhalve ook veel meer aan fysiek verval onderhevig waren.

De vraag is dan ook waarom zijn er relatief veel van de Byzantijnse familie gevonden en weinig van de Alexandrijnse familie. Volgens deze Clark kan dit een aanwijzing zijn dat deze corrupt zijn (maar we moeten met deze conclusie natuurlijk wel voorzichtig zijn) of op zijn hoogst dat die met argwaan bekeken moeten worden.

Tekstkritiek

Zoals ik al aangaf zijn er mensen die aan de haal gaan met de term ‘tekstkritiek’ of een verkeerd begrip hebben van het woord ‘tekstkritiek’. Vooral mensen die de Statenvertaling verabsoluteren begrijpen niet dat óók Erasmus tekstkritiek toepaste en in de eeuwen daarna dit een proces was dat verder werd voortgezet.

Hij [Erasmus] vergeleek een klein aantal Griekse handschriften met elkaar en reconstrueerde daaruit een Griekse tekst. Ook Theodorus Beza (de opvolger van Calvijn in Genève) ging op die wijze te werk en stelde op basis van nieuw gevonden handschriften allerlei wijzigingen voor, waarvan sommigen ook daadwerkelijk tot verandering van de tekst leidden, maar vooral in kleine details. In de loop van de 17e eeuw werd dit door een uitgever de tekst genoemd die door iedereen aanvaard wordt. Van daaruit werd de naam Textus Receptus (=aanvaarde tekst) geboren.

Voor veel theologen betekende dit het eindpunt van de reconstructie van de Griekse tekst. Men meende de originele tekst gevonden te hebben. Echter per saldo was deze uitgave maar op een heel klein aantal manuscripten gebaseerd. [..]

Dat de Textus Receptus door iedereen als aanvaard werd beschouwd, was niet voor niets een claim van een uitgever in plaats van van een wetenschapper met kennis en kunde in de materie!” (Ernst Boogert, Promovendus PThU te Amsterdam en Groningen op Refoweb)

Men vergeet hierbij echter dat deze Textus Receptus óók onderhevig was aan meerdere revisies en dat daar later ook andere manuscripten aan werden toegevoegd. Je ziet dus dat ook de TR steeds uitgebreider wordt en dat revisies van de Statenvertaling daar gebruik van maakten.

De vraag is waarom dat wél acceptabel is, en nu er duizenden manuscripten zijn gevonden niet meer? Vooral omdat men nu terug wil naar de SV1637, terwijl een GBS gebruik maakt van de Van Ravesteyn-editie uit 1657 en ook die hebben gereviseerd (en waar men dus niet moeilijk over doet).

Volgens hen is het Novum Testamentum Graece (waarop vrijwel alle moderne vertalingen gebaseerd zijn) corrupt. Zij vinden dat de edities WestcottHort en Nestle-Aland gebruik hebben gemaakt van volgens hen corrupte bronteksten, zoals de Codex Sinaiticus, Codex Vaticanus en Codex Bezae. Bovendien zouden hun teksten het resultaat zijn van willekeur.” (Wikipedia)

Het tekstkritische apparaat of de tekstkritiek is dus niet zoiets als “kritiek hebben op de Bijbel”. Integendeel! Het is een oprecht streven van de wetenschappers om een zo getrouw mogelijke editie te maken van de grondtekst van de Bijbel.

“De vertalers van de Statenvertaling van het Nieuwe Testament gebruikten volkomen terecht de Textus Receptus, de beste grondtekst die toen – in 1637! – beschikbaar was. Maar wel een intussen compleet verouderde tekst! Wij zouden wel heel vreemd bezig zijn als we de vele nog oudere handschriften die na 1637 gevonden zijn, welbewust buiten beschouwing lieten! Ik ben ervan overtuigd dat de Statenvertalers, als ze nu geleefd hadden, niet uitsluitend de Textus Receptus hadden gebruikt. Geen enkel handschrift is volmaakt, geen enkele Griekse tekstuitgave en ook geen enkele vertaling is volmaakt. Maar wie de Statenvertaling en de Textus Receptus desondanks adoreert, plaatst zich bewust in een reservaat waarin men zichzelf kunstmatig terugzet en vastzet naar 1637.” (“Is de Statenvertaling beter dan alle latere vertalingen?”, Gerard Kramer, Oude Sporen)

Gratis bijbelprogramma BibleTime
Gratis Bijbelstudieprogramma BibleTime (c)2023 Rudy Brinkman

Corruptie in de Statenvertaling

Regelmatig wordt gezegd dat moderne vertalingen corrupt zijn omdat daarin teksten zijn weggelaten. Maar is de toetssteen die men gebruikt, de Statenvertaling, foutloos?

Fouten in het Nieuwe Testament
Hierbij is het Comma Johanneum (1 Joh. 5:7-8) een bekend klassiek voorbeeld. Zij die de Textus Receptus aanhangen verwijzen dan vaak naar naar The Treatises of Cyprian (I.6), of meer correct naar De Ecclesiae Catholicae Unitate (6) waar staat: “De Heer zegt: Ik en de Vader zijn één en opnieuw staat er geschreven over de Vader, en over de Zoon, en over de Heilige Geest en deze drie zijn één.” (eigen vertaling, JPvdG).

Deze verhandeling is in de derde eeuw geschreven, echter is geen aanduiding op welke (Bijbel)teksten hij het baseert en of deze wel uit het Nieuwe Testament zijn gehaald. Want in diverse niet-Bijbelse geschriften werd toen al de Drie-eenheid erkend.

Kijken we naar de ons beschikbare manuscripten van de eerste brief van Johannes dan zien we dat de oudste vermeldingen van het het Comma Johanneum als Bijbeltekst zijn: Minuscules 61 (Codex Montfortianus, ca. 1520), 629 (Codex Ottobonianus, 14de/15de eeuw), 918 (Codex Escurialensis, Σ. I. 5, 16de eeuw), 2318 (18de eeuw) en 2473 (17de eeuw).

Er zijn enige oudere manuscripten waar het in de marge is geschreven, maar waarbij we moeten beseffen dat hetgeen in de marge is geschreven van veel latere datum is: Minuscules 88 (Codex Regis, 11de eeuw met marges toegevoegd in de 16de eeuw), 177 (BSB Cod. graec. 211), 221 (10de eeuw met marges toegevoegd in de 15de/16de eeuw), 429 (Codex Guelferbytanus, 14de eeuw met marges toegevoegd in de 16de eeuw), 636 (16de eeuw).

Verder is er nog de Latijnse Codex Fuldensis (6de eeuw) waar het niet in de tekst voorkomt, maar wel wordt bediscussieerd in de proloog.

Hieruit is het duidelijk dat in de oudste (ook Byzantijnse) manuscripten het niet voorkomt en dat pas later, eerst in een proloog of marge werd gezet en daarna in de Bijbeltekst werd opgenomen.

Ten tijde van de Statenvertalers stond dit Comma Johanneum dus nog maar ruim een eeuw in de Bijbeltekst en daarvoor niet. Het is dan ook een klassiek voorbeeld hoe een tekst is toegevoegd aan de Bijbel. Dankzij de tekstkritiek weten we nu dat het er oorspronkelijk niet stond.

Fouten in het Oude Testament
De Statenvertalers gebruikten (voor het Oude Testament) de toen toonaangevende Tweede Rabbijnenbijbel van Jacob ben Chayyim (ook genaamd de Bombergiana).

Echter ook in de ‘Bombergiana’ stonden indertijd vele honderden fouten. Naast dat de Statenvertalers ook eigen interpretaties toevoegden.

De eerste gedrukte editie van de Hebreeuwse Bijbel werd in 1488 in Soncino, Italië, geproduceerd door de joodse drukker Joshua Solomon ben Israel Nathan Soncino. Belangrijker voor het nageslacht was de Bijbel die in 1524–1525 door Daniel Bomberg in Venetië werd gedrukt, Bombergiana genoemd en onder redactie van Jacob ben-Chajiim. Het was tot in de 20e eeuw de meest gebruikte uitgave van de Hebreeuwse Bijbel. Het was die tekst die werd gedrukt in de eerste wetenschappelijke uitgave onder redactie van Rudolf Kittel in 1906, genaamd Biblia Hebraica (“De Hebreeuwse Bijbel”).

De Biblia Hebraica verscheen in 1937 in een derde, sterk herziene en verbeterde editie. Deze (en latere edities) waren nu gebaseerd op de Leningrad Codex uit 1008. Een vierde, verbeterde editie – waarin ook rekening werd gehouden met de vondsten uit Qumran – werd voltooid in 1977; het wordt Biblia Hebraica Stuttgartensia genoemd. De twee laatste edities vormen de basis van alle moderne Bijbelvertalingen van het Oude Testament. Een vijfde druk is in voorbereiding. (Store norske leksikon / Grote Noorse encyclopedie)

Een voorbeeld hier van is dat in de Statenvertaling de Godsnaam, JHWH, overgezet wordt met “HEERE” (in hoofdletters) en Adonai met “Heere”. Nu blijkt dat bij meer dan 50 Bijbelteksten in de Bombergiana in plaats van Adonai de Godsnaam staat en we zien dat de SV dit getrouw heeft overgenomen (bv. in Ex. 15:17; Num. 14:17).

Zie verder: http://www.bijbelaantekeningen.nl/files/subject?4114

Grondtekstverzamelingen

Door de verschillende vertalingen, gebaseerd op diverse tekstvarianten, hebben we goed vergelijkingsmateriaal. Dat betekent dat we als gelovigen, (hobby) bijbelonderzoekers, theologie-studenten en theologen in het Nederlands beschikken over verschillende vertalingen, in diverse varianten ook nog, op basis van de oude tekst-verzamelingen:

  1. Textus Receptus (HSV, Statenvertaling)
  2. Nestle-Aland, waarin ook alle manuscripten van de TR worden behandeld (NBG51, NBV, Canisiusvertaling, Willibrordvertaling, Telos)

“er [is] geen enkele reden het materiaal dat na 1637 is ontdekt en beschikbaar is gekomen (maar vaak veel ouder is dan het oudste materiaal dat de Statenvertalers in handen hadden) welbewust buiten beschouwing te laten. (..) De vraag is niet: ‘Wat is de lezing van de Textus Receptus?’, maar: ‘Wat schreef de oorspronkelijke auteur?’ Oftewel: ‘Wat is de tekst van het Woord van God?’ Daarop gaven de makers van de Textus Receptus het beste antwoord dat in hun tijd mogelijk was, op basis van het materiaal waarover ze toen beschikten. Daarop moeten wij in de 21e eeuw ook het beste antwoord geven dat mogelijk is, en wel op grond van al het materiaal waarover we nu beschikken.” (Oude Sporen)

De opvatting dat het hebben van “de meerderheid” (als in: er zijn meer kopieën beschikbaar) moet leiden tot een meer betrouwbare tekst (en dat daarom de Byzantijnse tekst, die ten grondslag ligt aan de Textus Receptus, beter is) is simpelweg niet waar. Er is sprake van drogredeneringen en (Bijbels) wetenschappelijk volstrekt onhoudbaar. Dit omdat ook in de Byzantijnse tekst er vele duizenden varianten zijn en dat ook laat zien dat  deze niet zo homogeen is als men suggereert.

Twee overlieden van het Chirurgijnsgilde - PICRYL - Public Domain
Twee overlieden van het Chirurgijnsgilde – PICRYL – Public Domain

Een Bijbelwetenschapper gaat, net als een reguliere wetenschapper, te werk volgens een vaste cyclus. Oriënteren (onderzoeksonderwerp, onderzoeksvraag), Vooronderzoek, Gegevens verzamelen, Verwerken gegevens tot informatie, Onderzoeksvraag beantwoorden, Rapporteren over resultaten en niet te vergeten: Evalueren en delen met anderen voor feedback. Dit leidt tot een steeds beter resultaat, in dit geval: een steeds betere grondtekstverzameling.

Door vast te houden (in woord maar niet in daad, gezien latere revisies) aan de “Statenvertaling uit 1637” wordt 400 jaar wetenschappelijk werk buiten spel gezet.  Stel je eens voor dat mensen datzelfde zouden doen in andere wetenschappen? Dan zouden we ons nu nog door een chirurgijn moeten laten behandelen voor onze ziekten en kwalen! Dat doen we toch ook niet?

Tot slot is er, in het Engels, ook een complete vertaling beschikbaar van de ‘meerderheidstekst’. Deze English Majority Text Version, EMTV, is online hier te lezen en ook beschikbaar voor diverse bijbelprogramma’s zoals het gratis bijbelprogramma Bible Time.

____

Dit artikel is mede tot stand gekomen met medewerking van J.P. v.d. Giessen, Aantekeningen bij de Bijbel.

Zie ook:

 

Print Friendly, PDF & Email