De Arrestatie van Jezus

De arrestatie van Jezus vond plaats vlak voor het Pascha. In de Bijbel wordt vrij gedetailleerd beschreven hoe Jezus werd gearresteerd, verhoord, gekruisigd en weer opstond uit de dood.

Terwijl Jezus met zijn discipelen het ‘laatste avondmaal’ hield (op wat wij nu “witte donderdag” noemen) werd hij door Judas verraden en gevangen genomen als gevolg daarvan.

Jezus voor Pilatus
Antonio Ciseri (1862, public domain), “Ecce Homo” (Zie de Mens).

Avondmaal

Tijdens de maaltijd brak Jezus het brood en gaf het aan zijn leerlingen met de woorden ‘Neemt, eet, dit is mijn lichaam’. Ook gaf hij hun de beker met de woorden ‘Drinkt allen hier uit, want dit is mijn bloed van het verbond, voor velen uitgegoten tot vergeving van zonden’ (Matt. 26:26-28).

Na het Avondmaal ging Jezus met Petrus, Johannes en Jakobus naar de hof van Gethsemané gelegen op de Olijfberg, bij het Kidrondal (Joh. 18:1-2) net buiten Jeruzalem, om te bidden. Na verloop van tijd verscheen een groep van priesters, tempelwachters en oudsten  met Judas, die Hem overleverde.

Ten onrechte wordt vaak gesteld dat Jezus hier de ‘paasmaaltijd’ met de discipelen hield, maar dat is onjuist, het was de Sederavond.

“Op Sederavond wordt gezongen en verteld men elkaar over de uittocht uit Egypte. Dan volgde de feestmaaltijd die voorafgegaan werd door de kiddoesj (zegening) over de wijn; het eten van bittere kruiden (symbool voor het lijden van Israël), peterselie in zout water (de tranen die gevloeid zijn in Egypte), zróa (een botje met een beetje vlees, als symbool voor het paaslam); en natuurlijk matzes, gevolgd door een dankgebed. De sedertafel kende vijf bekers wijn. Deze symboliseren de volgende werkwoorden uit Exodus 6: Uitleiden; Redden; Verlossen en Aannemen (vers 5,6). De vijfde beker blijft onaangeroerd. Dat is de beker voor de profeet Elia die komen zal, op de dag van de verlossing door de Messias (en het begin van het Messiaanse Rijk).” (Het Zoeklicht)

Na de sederavond volgt pas het pascha, waarbij het lam werd geslacht. Vandaar ook dat Christus het ‘paaslam’ wordt genoemd die, net als bij de uittocht waarbij een lam plaatsvervangend stierf, voor de zonde plaatsvervangend is gestorven. We zien daarnaast ook dat Pilatus verwijst naar het (komende) Pascha in Joh. 18:39-40. Jezus werd ook redelijk inderhaast en dichtbij begraven, vgl. Joh. 19:41-42, “wegens de Voorbereiding der Joden” (op het pascha).

Informatiebronnen

In de Evangelieën lees je regelmatig over de beraadslagingen van het Sanhedrin en de plannen over de arrestatie van Jezus en om hem ter dood te brengen.

We lezen ook vrij veel over wat de Farizeeën en schriftgeleerden onderling besproken. Mensen vragen dan wel eens “hoe wisten de Evangelisten eigenlijk wat daar in het geheim besproken is?”.

De informatiebronnen voor de schrijvers van de Evangeliën Markus en Lukas waren natuurlijk in de eerste plaatst de Apostelen en discipelen, er waren er veel meer dan ‘de Twaalf’, vgl. bijv Hand. 1:15, van Jezus maar óók Priesters, Schriftgeleerden, Farizeeën (zoals Nikodemus, die ook lid was van het Sanhedrin, Joh. 7:50-53) en andere getuigen.

Mattheüs en Johannes waren daarnaast getuigen die het zélf meegemaakt hadden. Maar toch hadden ook zij geen toegang tot de beraadslagingen van het Sanhedrin of rechtstreekse kennens van wat de Farizeeën en shriftgeleerden besproken met elkaar.

Hoe wisten zij er dan van? De Bijbel geeft hier een helder antwoord op.

iemand uit de Farizeeën, wiens naam was Nikodemus, een overste der Joden; 2deze kwam des nachts tot Hem en zeide tot Hem: Rabbi, wij weten, dat Gij van God gekomen zijt als leraar” (Joh. 3:1-2)

toch geloofden zelfs uit de oversten velen in Hem, maar ter wille van de Farizeeën kwamen zij er niet voor uit, om niet uit de synagoge te worden gebannen” (Joh. 12:42)

En het woord Gods wies en het getal der discipelen te Jeruzalem nam zeer toe en een talrijke schare van de priesters gaf gehoor aan het geloof.” (Hand. 6:7)

er stonden uit de partij der Farizeeën enigen op, die gelovig geworden waren (Hand. 15:5)

Wie zien dus dat uit de oversten, priesters, schriftgeleerden (denk aan Paulus) en farizeeën er veel mensen tot geloof waren gekomen. Ongetwijfeld zullen zij dus gesproken hebben met ondermeer Mattheüs, Markus, Lukas en Johannes over wat er allemaal plaatsvond “achter de schermen”.

De Hogepriester breekt de wet

Met de plannen om Jezus om te brengen braken de oversten en priesters, onder leiding van de hogepriester, de Wet van Mozes.

Jezus laatste woorden, handelingen, dood en opwekking

  • Voetwassing bij het laatste avondmaal, Joh. 13:14-15 “doe zoals ik doe”
  • Spreekt over zijn liefde, blijdschap en vreugde. Hoe de discipelen zijn Liefde, vreugde en vrede zouden kennen, Joh. 13:34-35. Daaraan zullen de gelovigen herkend worden!
  • De belofte van de Heilige Geest, Joh. 16:7-8
  • Hogepriesterlijk Gebed, Joh. 17:4-5
  • Arrestatie van Jezus, verraden door Judas. Joh. 18:28.
  • Aan het kruis genageld stierf Jezus, Joh. 19:30
  • Nikodemus en Jozef van Arimatea begraven Jezus, Joh. 19:38-42
  • Opstanding en verschijning aan Maria Magdalena en de discipelen, Joh. 20:19-20.

De Arrestatie van Jezus

Wanneer Jezus gearresteerd is wordt hij éérst ondervraagd door Annas, de schoonvader van de hogepriester Kajafas, Joh. 18:13 v.v., die hem daarna geboeid doorstuurt naar Kajafas, Joh. 18:24.

Vervolgens lezen we dan:

Zij brachten Jezus dan van Kajafas naar het gerechtsgebouw. En het was vroeg in de morgen; doch zelf gingen zij het gerechtsgebouw niet binnen, om zich niet te verontreinigen, maar het Pascha te kunnen eten.” (Joh. 18:28).

Ironisch genoeg wilden ze zelf het gerechtsgebouw niet in want het was ‘van de heidenen’: “om zich niet te verontreinigen, maar het Pascha te kunnen eten”.

Dat terwijl ze een moord aan het beramen waren. Hoezo dachten zij zich “niet te verontreinigen” terwijl ze de wet (Exodus 20:3-17) aan het breken waren?

  • Gij zult niet doodslaan.”
  • Gij zult geen valse getuigenis spreken tegen uw naaste.”.

Jezus werd veroordeeld tot de dood op grond van een vals getuigenis. Twéé overtredingen van de Wet van Mozes, welke ze in woord en uiterlijk gedrag hoog hielden, werden begaan. Maar de woning van ‘een heiden’ gingen ze niet binnen om zich ‘niet te verontreinigen’.

Pilatus dan zeide tot hen: Neemt gij Hem en oordeelt Hem naar uw wet. De Joden dan zeiden tot hem: Het is ons niet geoorloofd iemand ter dood te brengen” (Joh. 18:31)

Omdat zij ook wel wisten dat ze de Wet van Mozes zouden breken, wilden ze ‘het vuile werk’ dan ook laten opknappen door de Romeinen. Maar breek je zelf de Wet niet als je een ánder, namens jou, de Wet laat breken? Pilatus constateerde, terecht, dan ook “Ik vind geen schuld in Hem” (Joh. 18:38).

Jezus Doornenkroon Straf gedragen

De Koning der Joden

Om echter de goede verstandhouding met de Joodse leiders niet te schaden, en een rel te voorkomen, stelt hij hen voor de keuze.

Maar bij u bestaat het gebruik, dat ik u op Pascha iemand loslaat: wilt gij dan, dat ik u de Koning der Joden loslaat? Zij schreeuwden dan wederom en zeiden: Hem niet, maar Barabbas! En Barabbas was een rover.” [..] Toen dan de overpriesters en hun dienaars Hem zagen, schreeuwden zij en zeiden: Kruisigen, kruisigen! Pilatus zeide tot hen: Neemt gij Hem en kruisigt Hem: want ik vind geen schuld in Hem. [..] Zij dan schreeuwden: Weg met Hem! Weg met Hem! Kruisig Hem! Pilatus zeide tot hen: Moet ik uw koning kruisigen? De overpriesters antwoordden: Wij hebben geen koning, alleen de keizer! Toen gaf hij Hem aan hen over om gekruisigd te worden. (Joh. 18:39-40; Joh. 19:6; Joh. 19:15-16)

In alle opzichten was het Joodse leiderschap verantwoordelijk voor de dood van Jezus. Een veroordeelde werd vrijgelaten, omdat zij dit afdwongen, ten gunste van Jezus. Ze schrééuwden om zijn dood door kruisiging. Op de beschuldiging, op het kruis, stond in het Hebreeuws, Latijn en Grieks: “Jezus, de Nazoreeër, de Koning der Joden.”.

De Joodse leiders hadden hun eigen Koning, hun Messias, aan het kruis genageld. Door de hand van een heiden, Pilatus. Zodat de profetie in vervulling ging.

Maar om onze overtredingen werd hij doorboord, om onze ongerechtigheden verbrijzeld; de straf die ons de vrede aanbrengt, was op hem, en door zijn striemen is ons genezing geworden [..] omdat hij zijn leven heeft uitgegoten in de dood, en onder de overtreders werd geteld, terwijl hij toch veler zonden gedragen en voor de overtreders gebeden heeft.” (Jes. 53:5-12)

zij hebben mijn handen en mijn voeten doorboord.” (Psalm 22:17)

Pilatus beweerde dat hij zijn handen in onschuld kon wassen. Uiteraard was dat niet het geval. Als hij werkelijk recht gesproken had, was de Here niet veroordeeld. Maar de uiteindelijke schuld lag bij de vertegenwoordigers van het volk. Die als vertegenwoordigers van “het volk”, maar niet spraken uit naam van het volk want velen hadden Hem lief, Hem veroordeelden tot de dood. Ze traden de Wet van Mozes met voeten.

En daarna? Daarna vierden zij het Pascha (of pesach), in de veronderstelling dat zij “reine mensen” waren. Om te gedenken hoe God hen had bevrijd uit Egypte. Niet beseffend dat zij hun Here en God aan het kruis hadden genageld. Dat het lam dat zij met Pasen slachten een beeld was van Hem, die zij aan het kruis hadden genageld.

Print Friendly, PDF & Email