De Transfiguratie van Jezus en het belang er van

De transfiguratie van Jezus, tijdens de verheerlijking op de berg, was voor de discipelen een zeer belangrijk keerpunt. De verheerlijking op de berg komen we tegen in de Evangeliën van Matteüs, Markus en Lukas.

De transfiguratie van Jezus, oftewel de gedaanteverandering, vond volgens de overleveringen plaats op de berg Tabor. De Bijbel zelf geeft geen informatie op welke berg of heuvel het plaatsvond.

Transfiguratie Jezus Tabor Berg (Wikimedia)

Foto: Tabor Berg, ©someone10x, CC BY 2.0, via Wikimedia Commons

De verheerlijking was een week nadat de Here Jezus had gezegd dat een aantal van zijn discipelen niet zouden sterven voordat zij ‘het Koninkrijk van God’ gezien hadden.

“En Ik zeg u in waarheid: Er zijn sommigen van hen die hier staan, die de dood niet zullen proeven, voordat zij het Koninkrijk van God gezien hebben.” (Lukas 9:27)

Het verhaal van de verheerlijking op de berg is te vinden in:

  • Matteüs 17:1–8
  • Markus 9:2–8
  • Lukas 9:28–36

Ze zagen het met hun eigen ogen gebeuren: “Voor hun ogen veranderde hij van gedaante, zijn kleren gingen helder wit glanzen, zo wit als geen enkele wolwasser op aarde voor elkaar zou kunnen krijgen.” (Markus 9:2-3).

Opmerkelijk is overigens dat Johannes er bij aanwezig was maar in zijn Evangelie er niet expliciet over schrijft maar dat Johannes wel heel nadrukkelijk stelt dat ‘het Woord vlees is geworden’ en de goddelijkheid van Jezus sterk benadrukt.

Het Woord is vlees geworden en het heeft onder ons gewoond en wij hebben zijn heerlijkheid aanschouwd, een heerlijkheid als van de eniggeborene des Vaders, vol van genade en waarheid.” (Johannes 1:14).

Ook Jakobus, die eveneens aanwezig was bij de verheerlijking op de berg, schreef in zijn brief er niet over. De enige ooggetuige die er wel, via zijn secretaris, over schreef was Petrus (Markus-Evangelie). Jakobus en Johannes zullen echter het getuigenis van Petrus zeker onderschreven hebben hierover, immers daarom lezen we er ook over bij Lukas en Matteüs.

Waarom Mozes en Elia?

Bij de verheerlijking op de berg verandert niet alleen de Here maar ook Mozes en Elia verschijnen.

Waarom Mozes en Elia? Mozes en Elia zijn typen (beeld) van de hele Schrift, ze vertegenwoordigen de Wet en Profeten. Ze waren daarnaast de grootste profeten die er ooit zijn geweest in Israël.

Origenes was de eerste die opmerkte dat in het verslag van de gedaanteverandering van Jezus met Mozes en Elia “de Wet van Mozes en de Profeten” werden aangeduid. Luther deelde dit en dacht dat zij werden genoemd om aan te geven dat de Wet en Profeten door Jezus zouden worden vervuld. Johannes Chrysostomus noemde drie mogelijkheden waarom Mozes en Elia naast elkaar werden gezet. Naast hun vertegenwoordiging van de Wet en de Profeten, zou het kunnen zijn omdat Mozes dood was en Elia als nog levend werd beschouwd. Door hen beiden te noemen zou worden aangeduid dat God een God van de levenden en de doden was. De andere mogelijkheid die hij noemde was dat zij allen vertegenwoordigden die visioenen van God hadden gehad.” (Wikipedia)

Het was niet voor het eerst dat Jezus met de ‘hemelse gewesten’ in contact was tijdens zijn bediening hier op aarde, vgl. Matteüs 4:1-2; Johannes 3:12-13).

Waarom was de Transfiguratie van Jezus nodig?

Er zijn een aantal redenen te noemen waarom de discipelen de transfiguratie van Jezus mochten meemaken.

  • Het toont hen de Goddelijkheid van Christus, welke de discipelen onderschreven op grond van wat ze hadden meegemaakt en en bevestigd: Maar gij, wie zegt gij, dat Ik ben? Simon Petrus antwoordde en zeide: Gij zijt de Christus, de Zoon van de levende God!” (Matteüs 16:15-16).
  • Het was een ‘vooraankondiging’ van wat er zou gebeuren na de opstanding. Ze mochten er ook niet over spreken totdat die plaats gevonden had: “En zij hielden dit woord vast en stelden onder elkaar de vraag wat dat was, uit de doden opstaan.” (Markus 9:9-10)
  • Ná de opstanding zien we dat Jezus zelf in een verheerlijkt lichaam aan alle discipelen verschijnt (vgl. o.a. Matteüs 28; Markus 16; Lukas 24; Johannes 20, 21). Er is echter één uitzondering: Judas had zelfmoord gepleegd nadat hij Jezus had verraden en heeft daarmee de Koning niet meer in zijn verheerlijkte staat kunnen zien.

Zijn Majesteit, zijn Afkomst, wordt aan hen geopenbaard tijdens de verheerlijking op de berg en na de opstanding. Petrus verwijst hier later ook nog naar.

“Want wij zijn geen kunstig bedachte verzinsels gevolgd, toen wij u de kracht en de komst van onze Heere Jezus Christus bekendmaakten, maar wij zijn ooggetuigen geweest van Zijn majesteit.” (2 Petrus 1:16).

Verder lezen we over de stem uit de Hemel, de stem van God, die onderschrijft wie Jezus is.

“En er kwam een wolk, die hen overschaduwde, en er klonk een stem uit de wolk: Deze is mijn Zoon, de geliefde, hoort naar Hem.” (Markus 9:7). Vergelijk in dit verband bijvoorbeeld ook Matteüs 3:16 en Markus 1:11 waar we lezen over de stem uit de hemel die zegt: “Gij zijt mijn Zoon, de geliefde; in U heb Ik mijn welbehagen.”.

Alleen voor de discipelen?
Maar was deze transfiguratie, deze gedaanteverandering, voor de discipelen nodig? Persoonlijk denk ik dat dat niet het geval is maar dat het voorál voor de méns Jezus noodzakelijk was om te kunnen dragen wat er aanstaande was. Dat Hij daardoor de kracht ontving om de weg te gaan die Hij, zelfgekozen, móest gaan.

Het is bekend dat de Here vaker ‘de berg op ging’ om daar te bidden, vgl. Markus 1:35; Markus 6:46; Matteüs 14:23. Of Hij dan ook in deze verheerlijkte toestand was, weten we niet maar ik acht de kans groot. Deze keer mochten de discipelen er getuige van zijn, dat is wat we wél weten.

Transfiguratie van Jezus (Urmitz,_St._Georg_-_Verklärung_Jesu,_Tabor_(2021-06-07_Sp))

Afbeelding: Uitsnede. “Gemälde Verklärung Jesu auf dem Berg Tabor von Benedikt Beckenkamp, um 1780”. Foto door Lothar Spurzem, CC BY-SA 2.0 DE, via Wikimedia Commons

Vijfhonderd broeders
Paulus schrijft in 1 Kor. 15:6 nog dat er “meer dan vijfhonderd broeders” waren die de Here na zijn dood en opstanding hebben gezien. Daarover kreeg ik recent nog een vraag. Die luidt, samengevat: “Wie waren die getuigen?”.

Er is geen lijstje van deze getuigen opgenomen in de Schrift. Palus heeft kennelijk kennis van een bijeenkomst van vele discipelen waar de Here in één keer aan verscheen. Maar daarnaast waren er nog heel veel andere getuigen. Ik noem een paar van deze getuigen:

  • Johannes Markus (schrijver Markus evangelie)
  • De twaalf apostelen
  • Maria van Magdalena, zij was zelfs de éérste die de opgestane Heer met eigen ogen mocht zien.

Lukas schreef zijn Evangelie daarnaast op basis van vele getuigenverklaringen, hij was een metgezel van Paulus (later). Jezus had een grote kring van discipelen. Daaraan is hij ook verschenen na zijn dood, vgl Handelingen 1:15 waar ook geschreven wordt dat er honderdtwintig broeders (adelphos) bijeen waren.

Vaak wordt dit anders (“broeders en zusters” of “discipelen“) vertaald, maar de kans is groot dat er daadwerkelijk broeders wordt bedoeld, zoals het er ook staat immers, en de vrouwen en jongeren/kinderen niet meegeteld zijn, naar het gebruik uit die tijd. Een aantal van de vrouwen wordt eerder specifiek vermeld in Handelingen 1:14: “Deze allen bleven eendrachtig volharden in het gebed, met enige vrouwen en Maria, de moeder van Jezus, en met zijn broeders.”.

Het is niet consequent van de vertalers dat het woord (adelphos) in 1 Kor. 15:6 is vertaald in “broeders” en in Handelingen als “discipelen” of “broeders en zusters”.

Er is dus geen ‘lijstje van getuigen’ waar deze vijfhonderd mensen zijn opgesomd omdat je de meeste kunt afleiden uit de verhalen, de Evangeliën en de brieven. Ze zijn voor ons ook niet eens zozeer van belang. Paulus haalt ze aan voor de mensen uit die tijd. Wat was daarvan de reden? De Korinthe-brief was een van de vroegste nieuw-testamentische geschriften (+/- 55 n.C.). Het Markus Evangelie is van ongeveer dezelfde tijd. Verder waren er niet, of nauwelijks, nog NT’ische geschriften dus toen wogen de ooggetuigen, de mensen van het eerste uur, heel zwaar. Later kwam het schriftelijke getuigenis gebaseerd op de ooggetuige-verslagen.

Als we alle getuigen bij elkaar optellen zullen we zeker de vijfhonderd passeren. Maar los daarvan, als Paulus schrijft dat hij weet van een bijeenkomst waar vijfhonderd mensen de verheerlijkte Here hebben mogen aanschouwen, ga ik er vanuit dat dit zo was. Als hij gelogen had was zijn hele boodschap immers ongeloofwaardig geworden? Dan zouden Petrus en de andere Apostelen, die toen nog leefden, hem zéker hebben aangesproken hierop en was de brief ook niet als canoniek erkend.

Persoonlijk denk ik dat Lukas hem daarover wellicht heeft ingelicht maar dit niet meegenomen heeft in zijn Evangelie en de Handelingen. Mogelijk omdat hij het ofwel niet relevant vond ofwel zijn geschriften op dat moment al had afgerond. Daarnaast schrijft Johannes het volgende: “Er zijn echter nog vele andere dingen, die Jezus gedaan heeft; indien deze een voor een beschreven werden, dan zou, naar ik meen, de wereld zelf de boeken, die geschreven werden, niet kunnen bevatten.” (Johannes 21:25).

Er is in de drie jaar dat de Here Zijn bediening op aarde had zó veel gebeurd dat het allemaal niet beschreven kon worden. De Evangelieën zijn ook geen biografie. Ze zijn geschreven met het oog op de geslachten die later kwamen en bevatten de informatie die nodig is voor ons om te leren wie Jezus was, wat Hij heeft gedaan en wat de kern van de Boodschap van het Evangelie was. Namelijk dat door zijn lijden, sterven én opstaan uit de dood de zonde is overwonnen zodat een ieder die in Hem geloofd ééuwig leven zal hebben (Johannes 3:14-18) en niet veroordeeld zal worden.

Verwerping van de Messias

Opmerkelijk is dat na de verheerlijking op de berg veel mensen Jezus juist verwerpen, omdat Hij vanaf dat moment begint uit te leggen dat Hij moet lijden en sterven. Net als eerder, wanneer we lezen (o.a. in Johannes 6) dat de mensen zich afkeren van Jezus als Hij hen voorhoudt dat Hij het ‘levende brood’ is.

Ziende blind: vragen om een teken
“Jezus zeide tot hen: Ik ben het brood des levens; wie tot Mij komt, zal nimmermeer hongeren en wie in Mij gelooft, zal nimmermeer dorsten. [..] Niemand kan tot Mij komen, tenzij de Vader, die Mij gezonden heeft, hem trekke, en Ik zal hem opwekken ten jongsten dage. [..] Van toen af keerden vele van zijn discipelen terug en gingen niet langer met Hem mede.” (Johannes 6:35-66).

Opmerkelijk genoeg vroeg men een teken van Jezus om te bewijzen dat Hij de Zoon van God was. Dat teken hadden ze net tevoren kunnen zien, immers: de spijziging van de vijfduizend (Johannes 6:1-15)!

“Zij zeiden dan tot Hem: Wat voor teken doet Gij dan, opdat wij mogen zien en U geloven? Wat voor werk doet Gij?” (Johannes 6:30).

Men was, om het zo te zeggen, “ziende blind”. Men at “gratis brood en vis”, maar begreep niet welk wonder daar was gedaan! Zeggen dat “de vaderen manna kregen” in de woestijn, terwijl de buik nog vol was van het wonder dat gebeurd was,.. en het was niet het éérste wonder dat men met eigen ogen had mogen zien! Toch vroegen ze om nóg een teken.

De lijdende knecht
De Joden zagen, in zijn algemeenheid, uit naar de Messias die het Koninkrijk van David zou gaan herstellen. Een Messias met een áárdse bediening.

Een lijdende knecht, welke in het Oude Testament ook wordt genoemd, vonden ze geen aantrekkelijke gedachte. De Joden verwachtten zelfs twéé Messiassen, de lijdende knecht én de heerser-Messias. Het was de laatste waar ze dus vooral naar uitzagen.

Dat Joodse Bijbeluitleggers tot de conclusie zijn gekomen dat er twee – van elkaar verschillende – Messiassen zullen komen, is begrijpelijk. Het Oude Testament spreekt immers over twee facetten van de Messias die moeilijk met elkaar zijn te verenigen. Enerzijds stelt Zach. 12:10 dat zij (de inwoners van Jeruza­lem) Hem (de Messias) “zullen aanschouwen, dien zij doorstoken hebben, en zij zullen over Hem rouwklagen, als met de rouwklacht over een enig kind; en zij zullen over Hem bitter klagen, zoals men bitter klaagt over een eerstgeborene”. In Jes. 52:13 – 53:12 wordt gesproken over een lijdende knecht die door allen geminacht zal worden. Anderzijds schildert Psalm 2:7‑9 het beeld van een Messias die de heidenen zal verpletteren met een ijze­ren knots en hen zal stukslaan als pottenbakkerswerk.” (Hadderech)

Na de verheerlijking op de berg volgt in de Evangelieën de ‘weg naar Jeruzalem’, naar de kruisiging. De discipelen werden hierop voorbereid. Desondanks begrepen ze pas ná Zijn dood en opstanding dát Hij moest lijden en, belangrijker nog, waaróm Hij moest lijden.

Print Friendly, PDF & Email