De Dag des Heren

Het boek Maleachi is het laatste boek van het Oude Testament. Hij profeteerde ongeveer 100 jaar na de terugkeer uit de Ballingschap in Babel en het thema in zijn boek is De Dag des Heren oftewel de dag dat de Here zal verschijnen op aarde.

Zie, Ik zend Mijn engel, die voor Mij de weg bereiden zal. Plotseling zal naar Zijn tempel komen die Heere Die u aan het zoeken bent, de Engel van het verbond, in Wie u uw vreugde vindt. Zie, Hij komt, zegt de HEERE van de legermachten. Maar wie zal de dag van Zijn komst verdragen? Wie zal bij Zijn verschijning standhouden? Want Hij is als vuur van een edelsmid, en als zeep van de blekers. (Mal. 3:1-2).

Opname van de gemeente - Wederkomst van Christus (stockfoto)
(afbeelding: bron onbekend)

De mensen in Juda keken uit naar ‘de Dag des Heren’ want ze verbonden dat aan de komst van de Messias, Mal. 3:1-2. Voor veel van hen echter zou het een ‘dag des oordeels’ worden. Mal. 3:5.

Geven van de Tienden

Het volk wordt daarom opgeroepen om terug te keren naar de Here (Mal. 3:7) maar ze wisten niet eens (meer) hoe ze dat moesten doen. Het ontging hen bijvoorbeeld dat ze de Here aan het ‘beroven’ waren door niet meer aan hun plichten te voldoen, zoals het geven van de tienden.

Het geven van de tienden was in Israël uiteraard niet zómaar een bijdrage aan de Tempeldienst; de Levieten en de Priesters moesten hiervan léven! Terzijde: daarom ook dat in het Nieuw Testamentische christendom het geven van de tienden niet meer aan de orde is. Immers, we zijn allemaal deel aan het heilig priesterdom en hoeven niet een groot deel van onze gemeente te voorzien van inkomen, voedsel en onderdak.

Het geven van de tienden was, feitelijk, een vorm van een door God ingestelde belasting die via de Tempel, en voor de Tempeldienst en de Levieten, werd geïnd.

Door geen tienden meer af te staan ‘aan de Tempel’ beroofde men daarom God omdat de levieten en priesters geen dienst meer voor Hem konden doen; een verschijnsel dat al vaker was voorgekomen!

De leiders van het volk namen de dienst aan de Here niet serieus. Als de leiders God’s Woord niet serieus nemen, gaat het volk dat navolgen.

  • Ontrouw aan God, Mal. 2:10-11. Dit waren dezelfde zonden die in het verleden tot afgoderij en ballingschappen hadden geleid!
  • Overspel, huwen met andere vrouwen. Om met andere vrouwen te trouwen, gingen ze scheiden van hun eigen vrouwen, terwijl God de echtscheiding haat. Mal. 2:14, 16.
  • ze frustreerden de Here door te claimen dat God ‘tevreden was met hen’ en hun immoraliteit, hun zonde, niet onder Zijn oordeel zou komen te vallen.

Hierdoor kon God ook het volk niet meer zegenen. Ze deden maar gewoon waar ze zin in hadden – maar frustreerden de Here God mateloos. Ze daagden Hem zelfs uit door te zeggen “waar is Zijn oordeel dan?”

U vermoeit de HEERE met uw woorden, toch zegt u: Waarmee vermoeien wij Hem? Doordat u zegt: Iedereen die kwaad doet, is in de ogen van de HEERE goed, Híj is hun genegen. Of: Waar is de God van het oordeel?” (Mal. 2:17).

“Waar is de God van het oordeel?”. Immoraliteit wordt ook in onze tijd als ‘goed’ neergezet, goed en kwaad lijkt inwisselbaar geworden. Mensen denken dat God de zonde niet zal oordelen. Deze ‘claim’ of gedachtengang, dat God tevreden met het volk zou zijn, wel zou “moeten” zijn, ook omdat Zijn oordeel uitbleef volgens hen, komen we ook in onze tegenwoordige tijd tegen in gemeenten en kerken.

Mensen wijzen op de “zegeningen” die ze zeggen te ontvangen en verklaren aan de hand daarvan dat God vast wel heel teevreden met hen is, dat zij “in het centrum van Gods aandacht” staan. Ze verklaren dat wie God volgt (materiële) zegeningen ontvangen zal.

Geloof gaat meestal eerder gepaard met lijden, in welke vorm dan ook, dan met succes.”

Wij moeten ons heel erg bewust van het feit zijn dat niet wij bepalen of God “tevreden met ons is” maar dat Hij dat bepaalt. En ook moeten we ons beseffen dat materiële voorspoed, óf tegenslag, geen teken is van God – kijk eens naar het verhaal van Job? We zien niet eens welke oordelen over ons, óók over de Gemeente van Christus, voltrokken worden!

De dag des Heren brengt oordeel én zegen

Voor wie de Here wél dienden zou de Dag des Heren een zegen brengen en zijn.

Maar voor u die Mijn Naam vreest, zal de Zon der gerechtigheid opgaan en onder Zijn vleugels zal genezing zijn; en u zult naar buiten gaan en dartelen als kalveren uit de stal.”, Mal. 4:2.

De profeet Elia

In Mal. 4:5 lezen we dat de Here God zegt “ik zend tot u de profeet Elia”. En we weten wellicht dat ook Johannes de Doper daarmee vergeleken werd door de Here Jezus.

En als u het wilt aannemen: hij is Elia, die komen zou.” (Matt. 11:14)

Sommigen menen ook dat Elia nogmaals (letterlijk) naar deze aarde zal komen als één van de twee getuigen in Openbaringen 11, samen met Mozes. Dit wordt vaak gerelateerd aan de verheerlijking op de berg, waar ook Mozes en Elia verschenen (Matteüs 17:1–8).

Of dat zo is, kun je over discussieëren. Belangrijker is dat de Here Jezus naar Johannes de Doper verwees en hem ‘de Elia’ noemde.

Genade

Wij leven onder de genade, en wachten niet meer op een “komende profeet”. Alle profetie is gegeven, we wachten nu op de opname van de Gemeente, dat we uit deze wereld weggenomen gaan worden.

Het begin van het Oude Testament was zegen, de Hof van Eden. Daarna kwam de vloek van de zonde, maar God wilde niet dat de wereld ten onder zou gaan daar aan en wil de mensheid genade schenken. Hij koos daarvoor Abraham en zijn nakomelingen, Israël en in het bijzonder Juda, waardoor alle mensen op aarde gezegend zouden gaan worden uiteindelijk.

Israel zal de Profeet zien

Israël leeft, als volk, nog steeds in een onbekeerde staat. Een deel van het volk ziet uit naar de komst van de Messias, maar de overgrote meerderheid niet.

Israel zal de Profeet zien. Zij zúllen de Messias zien komen. Tot die tijd geldt dat zij, als volk, moeten denken aan “de wet van Mozes, Mijn dienaar, die Ik hem geboden heb op Horeb voor heel Israël, aan de verordeningen en de bepalingen.” (Mal. 4:4).

Sinds de dagen van uw vaderen bent u afgeweken van Mijn verordeningen, en hebt u ze niet in acht genomen. Keer terug naar Mij, en Ik zal naar u terugkeren, zegt de HEERE van de legermachten.” (Mal. 3:7)

Het is te hopen, en ik bid het, dat het volk van Israël zal terugkeren tot de Here God, terugkeren naar zijn Wet, zal gaan zoeken, oprecht zoeken, naar de Messias – voor het ‘te laat’ is en hun eigen Wet van Mozes hen oordeelt.

Mal. 6:6 sluit het Oude Testament af met een belofte. De (toen nog) komende Messias:

Hij zal het hart van de vaders tot de kinderen terugbrengen, en het hart van de kinderen tot hun vaders, opdat Ik niet zal komen en de aarde met de ban zal slaan.”

Als volk hebben ze de Messias verworpen. Desondanks blijven de Schriften duidelijk dat op een dag in de (nabije) toekomst zij weer zullen worden áángenomen. Dat “niet mijn volk” weer zal worden “mijn volk” (Hosea).

Bekeert u tot Mij met uw ganse hart [..] Scheurt uw hart en niet uw klederen en bekeert u tot de Here, uw God.” – Joël 2:12-13. (boekbespreking)

De profeten riepen niet voor niets keer op keer op tot bekering, tot en met Johannes de Doper en ook de Here Jezus zelf. De Dag des Heren was aanstaande voor Israël. Ze hadden de zegen kúnnen ‘grijpen’ als volk. Maar ze verwierpen hun Messias.

Toch laat God hen niet in de steek. Dat hééft Hij beloofd! De Messias zal komen en heersen over deze wereld, tijdens het duizendjarige rijk. En daarin is voor zowel Israël áls de Gemeente een bijzondere rol weggelegd.

Print Friendly, PDF & Email