Er is nog een profeet van de Heere, maar ik haat hem!

Maar Josafat zei: Is hier niet nog een profeet van de Heere, zodat wij de Heere door hem kunnen raadplegen? Toen zei de koning van Israël tegen Josafat: Er is nog één man om door hem de Heere te raadplegen, maar ik haat hem, want hij profeteert niets goeds over mij, alleen maar onheil: Micha de zoon van Jimla. Josafat zei: zo moet de koning niet spreken!” (1 Kon. 22:7-8).

» Download in PDF-formaat

De eeuw voorafgaand aan de val van Israël, hun ballingschap, door Assyrië in 722 v.Chr. werd gekenmerkt door een ingewikkeld samenspel van regionale machtsstrijd, paleisintriges en territoriale verliezen en herstel. Tijdens Jehu’s regering over Israël begon de Heer de omvang van Israëls grondgebied te verkleinen (2 Koningen 10:32-33), voornamelijk door toedoen van de koning van Aram, die net als Jehu tot het koningschap was opgeklommen door zijn eigen koning te vermoorden. (2 Koningen 8:7-15; 9:24-29). Ergens rond 825 v.Chr. of kort daarna veroverde Hazaël op brute wijze heel Gilead, inclusief het voormalige gebied van Ruben, dat al ongeveer twintig jaar eerder door Moab op Israël was ingenomen (2 Koningen 1:1; 3:1-27; 8:12; 10:32). -33; 2 Kronieken 21:8-10). Kennelijk reisde Hazaël ook ongehinderd door het grondgebied van Israël en viel Gath aan. Hierna wendde hij zich tot de aanval op Jeruzalem, maar koning Joas van Juda gaf hem alle schatten uit de tempel en haalde hem over zich terug te trekken (2 Koningen 12:17-18). – BibleMapper.

Josafat was de koning van Juda die, in het gedeelte van 1 Koningen 22, naar de koning van Israël, het 10 stammenrijk, gaat.

Elia-Achaz-Achab
Elia en Achab

Valse profeten

Achab, op dat moment de koning van Israël was in het hoofdstuk er voor door Elia aangezegd dat er onheil over hem en zijn huis zou komen (1 Kon. 21:21-26). Hij bekeerde zich echter van zijn zonde en God gaf hem daarom nog enige genade (1 Kon. 21:29).

Dat wil niet zeggen dat Achab, ondanks dat hij zich bekeerde van zijn zonde, nu een ‘godvruchtig man’ was. Integendeel. Zoals hij Elia haatte (1 Kon. 21:20) had hij ook haat tegen Micha.

In 1 Kon. 22:1 lezen we dat er “al drie jaar” geen oorlog was tussen Syrië en Israël. Ze zaten stil, zo zegt onze vertaling. Ik lees dat als dat er een wapenstilstand, een gewapende vrede, was.

Syrië had Ramoth in Gilead (Hoogten van Gilead, een Levieten-stad) in bezit en dit stoorde Achab, de koning van het volk Israël, dusdanig dat hij oorlog wilde gaan voeren hierover, hij wilde het gebied terug veroveren. Josafat spreekt uit hem te willen helpen in die strijd.

Ondanks dat er zo’n vierhonderd profeten zeggen dat Achab moet optrekken tegen Syrië en profeteren dat “de Heere de overwinning zal geven” vertrouwt Josafat de zaak niet en vraagt dan: “Is hier niet nóg een profeet van de Heere, zodat wij de Heere door hem kunnen raadplegen?”.

Aram Captures Gilead - Kaart Biblemapper © 2005-2021 by David P. Barrett

(Kaart: Hoogten van Gilead, BibleMapper)

In de poort

Het ‘zitten in de poort’ was een openbare vergadering van de machthebbers, van de leiders. Denk ook aan Lot die in de poort zat, Job en Boaz. Er speelde zich een heel spektakel af in de poort, op de dorsvloer, waar de vierhonderd profeten in ‘geestvervoering’ allerlei handelingen uitvoerden en profetieën uitspraken. Allemaal ten gunste van koning Achab.

Terwijl de koningen in de poort zitten bij de dorsvloer en de profeten van Achab hem, de leiders van de stad en het verzamelde volk een ‘goed nieuws show’ geven, profeteren wat hij wil hóren, wordt Micha geroepen.

Micha wordt door de bode gevraagd om toch vooral maar net zo te spreken als de andere profeten maar hij zegt “Zo waar de Heere leeft, wat de Heere tegen mij zegt, dát zal ik spreken” (1 Kon. 22:13-14).

Micha neemt een beetje een spottend loopje met de koning, maar Achab heeft dat wel door. Hij zegt hem vervolgens nadrukkelijk de wáárheid, in naam van de Heere te spreken.

Eigenlijk lees je tussen de regels door dat Achab dus echt wel weet dat die vierhonderd profeten die hem daar alleen maar goed nieuws brengen, een overwinning “profeteren”, onbetrouwbaar zijn – dat hij ook wel aanvoelt dat er iets niet klopt.

Een leugengeest van de Here

Wanneer Micha echter de waarheid spreekt, bevalt het Achab desondanks niet wellicht ook met het oog op de leiders en het volk?- en hij zegt tegen Josafat: “Heb ik tot u niet gezegd: Hij zal over mij niets goeds, maar kwaads profeteren?”.

De verzen die daarna volgen zijn erg belangrijk.

Daarom hoort het woord des HEEREN: Ik zag den HEERE, zittende op Zijn troon, en al het hemelse heir staande nevens Hem, aan Zijn rechter- en aan Zijn linkerhand. En de HEERE zeide: Wie zal Achab overreden, dat hij optrekke en valle te Ramoth in Gilead? De een nu zeide aldus, en de andere zeide alzo. Toen ging een geest uit, en stond voor het aangezicht des HEEREN, en zeide: Ik zal hem overreden. En de HEERE zeide tot hem: Waarmede? En hij zeide: Ik zal uitgaan, en een leugengeest zijn in den mond van al zijn profeten. En Hij zeide: U mag misleiden, en zult er ook toe in staat zijn; ga uit en doe alzo. Nu dan, zie, de HEERE heeft een leugengeest in den mond van al deze uw profeten gegeven; en de HEERE heeft kwaad over u gesproken.” (1 Kon. 22:19-23)

Let op er zijn hier drie dingen gaande:

1. er is sprake van een leugengeest, door God gezonden;
2. Micha waarschuwt niet op te trekken;
3. God openbaart, via Micha, dát Hij een leugengeest in de profeten gezonden heeft.

Josafat drong aan op het halen van Micha, Achab wéét dat Micha namens God spreekt. God openbaart Achab hoe het kán dat die vierhonderd profeten vals profeteren.

Dan zou je zeggen: “done deal”. Achab weet genoeg en trekt niet op. Hij kent de waarheid nu en weet dat die vierhonderd mannen staan te liegen. De reactie van Achab is echter tegengesteld: hij laat Micha in de gevangenis zetten, die nog een laatste woord tegen alle mensen richt: “Luister volken, allemaal!”. Met andere woorden: jullie zijn getuige van mijn woorden, van wat ik geprofeteerd heb namens de Here.

Als gelovigen kijken we hier heel gek van op wellicht. De Here God die een leugengeest stuurt? God die ‘kwaad’ stuurt? Dat kán toch helemaal niet? Denk in dit verband dan eens aan het verhaal van Job (Job 1:6-12; 2:1-8). De satan die voor de Here verschijnt en Job aanklaagt – en vervolgens toestemming krijgt om Job te beproeven, door hem in de ellende te storten.

Josafat, die om de komst van Micha had gevraagd, trekt ondanks deze duidelijke waarschuwingen toch samen met Achab op (hij had een verbond met Achab gesloten in het begin van zijn regering en moest dus, menselijkerwijs, wel mee optrekken) en gaat mee in de ongehoorzaamheid van Achab.

De Bijbel leert dat Josafat desondanks “deed wat juist was in de ogen van de Heere” (1 Kon. 22:43) als in dat hij in zijn persoonlijke leven de Here diende. Hij maakte echter geen einde aan de afgoderij in Juda. Josafat overleeft de slag ternauwernood. Achab sterft, precies zoals door Elia eerder geprofeteerd.

Achab beweerde dat Micha ‘kwaad’ over hem profeteerde. Maar het was niet Micha die het kwaad bracht, het was Achab die het kwaad over zichzelf haalde door zijn ongehoorzaamheid.

Haat tegen profeten van God

God kan wel ons, als mensen, beproeven door tegenstand te laten komen in ons leven. Echter, dat accepteren we vaak niet als mensen.

Sterker nog, we denken dat tegenstand en beproeving helemaal niet van God komt. Dat God alleen maar goede en mooie dingen geeft in ons leven. Dat we rijk, succesvol en gezond zullen zijn wanneer we God volgen.

We zijn vaak net als Achab – de valse profeten die zeggen wat we graag willen horen geloven we, ook al weten we dat wat zij zeggen bewezen onwaar is!

Mannen en vrouwen echter die de Boodschap brengen, wérkelijk namens God spreken, die haten we. De Here Jezus maakt duidelijk dat haat in ons leven geen plaats mag hebben wanneer Hij zegt: “Hebt uw vijanden lief; doet wel dengenen, die u haten.” (Luk. 6:27). Als je zelfs je vijanden lief moet hebben, hoeveel liefde moeten we dan wel niet hebben voor hen die onversneden het Woord van God brengen?

Wij zijn uit GOD. Wie GOD kent, luistert naar ons. Wie niet uit GOD is, luistert niet naar ons. Hieraan herkennen wij de Geest van waarheid en de geest van dwaling.” (1 Joh. 4:1-8, EBV)

Tegenslag komt van God

God doet alles vanuit Zijn perspectief “van begin tot einde”. Wij zien alleen het hier en nu. Daarom denken wij ‘God is niet eerlijk’. Maar we zien het lange-termijn doel niet, we zien niet wat de uitkomst is van wat er gebeurt in ons leven.

Achab wilde geen tegenslag, hij wilde succes. Hij wilde een oorlog starten en winnen. Daarom luisterde hij niet naar het Woord van God maar naar ‘predikers’ (profeten) die een leugen brachten. Dat was hem ‘welgevallig’, dat was wat hij wilde horen.

Wij, als christenen, zijn ook vaak zo. We lopen predikers achterna, of zelfbenoemde profeten, die ons alleen maar voorspoed en geluk beloven. Een leven vol geluk in de liefde, een mooie auto, een groot huis, een fantastische loopbaan en -uiteraard- een heel goed gevulde bankrekening. Ziekte? Dat kan niet! De moderne evangelicale christen “eist” genezing van God!

Het lukt ons als mensen niet om te zien dat:

  • God ons wil corrigeren door ‘kwaad’ (tegenslag) op onze weg te brengen of toe te staan;
  • Hij ons wil opbouwen (“groter maken”)
  • God Zichzelf wil verheerlijken (in ons leven)

“Betoont gij u slap ten dage der benauwdheid, dan komt uw kracht in het nauw.” (Spr. 24:10).

Je wandel met de Here, je positie in Hem, wordt onderkend in dagen van verdrukking en benauwdheid. Pas wanneer er tegenslag komt, wordt die geopenbaard. Het is een ‘tuchtiging’ van de Here die ons geloof op de proef kan stellen maar ook onze positie in Hem toont.

Tegenslag gaat dus ook niet over jou maar over God. Als je het ‘over jou’ maakt, is je leven één grote ‘pitty party’. Jozef zei “God liet het ten goede komen”. Hij zag dus duidelijk dat ‘het kwade’ van God kwam zodat hij vervolgens op een plaats kon komen waar hij zijn hele volk kon redden.

  • Zodra tegenslag in je leven komt, is God er mee bekend; Hij weet er van!
  • Elke tegenslag in je leven is ‘een bericht van God’; een beproeving – maar nooit bovenmate
  • Gods plan zullen we soms niet leuk vinden, integendeel. Het kan zelfs heel zwaar voor ons zijn. Maar ..God is niet geinteresseerd in onze wens om ‘een comfortabel leventje’ te leiden. Hij is geinteresseerd in de glorie en eer die wij Hem brengen. Dóór tegenslagen heen! Ons comfort staat lost van God’s Glorie.
  • Lang voordat we iets nodig hebben, heeft God er in voorzien.

Beproeving en tegenslagen zijn iets totaal anders dan verzoeking. Verzoeking veroorzaken we zelf: “Laat niemand, als hij verzocht wordt, zeggen: Ik word van Godswege verzocht. Want God kan door het kwade niet verzocht worden en Hijzelf brengt ook niemand in verzoeking. Maar zo vaak iemand verzocht wordt, komt dit voort uit de zuiging en verlokking zijner eigen begeerte.” (Jak. 1:13-14).

Een christen die geen tegenslag kent, moet zich serieus afvragen hoe zijn geestelijke staat is. Hoe hij staat voor God. Paulus had bijvoorbeeld een doorn in het vlees “door de boodschapper van de satan”. Zodat hij zich “niet zou verheffen”!

Paulus laat zien: God gebruikt de tegenstander om werk in- of door ons te doen. “Mijn genade is u genoeg” zegt de Here als we tegenstand willen laten wegnemen. We mogen ons net als Paulus beroemen op onze zwakheden.

Wat deed Job toen hij de slechte tijdingen kreeg? Job. 1:20, 21 – hij aanbad, hij prees, God!!

Genezing van de Lamme van Bethesda (Public Domain)
Genezing van de Lamme van Bethesda (Public Domain)

Waarom staat God ziekte toe?

  1. omdat de mens de natuurlijke wet van God gebroken heeft bijv. door ongezond leven. Laten we wel zijn. Als je elke dag een pakje sigaretten rookt, is het dan vreemd dat je longkanker krijgt of hart- en vaatziekten? Als je elke dag teveel drinkt, zijn leverproblemen dan niet te verwachten? Als je elke dag véél te veel en ongezond eet, wreekt zich dat niet in je lichaam?
  2. omdat er zonde in het leven van de gelovige is (Jak. 5:15-16). Er zijn verschillende zonden die lijden tot ziekte. Dat is onmiskenbaar waar! Bidden om genezing van dergelijke ziekten kán dan ook alleen maar gepaard gaan met het belijden van deze zonden;
  3. er kan een aanval van de satan zijn op het lichaam van de gelovige (Korintiërs 12:7)
  4. omdat het leven van de mens eindig is.. (Hebreeën 9:27). Het is de mens ‘eens gezet te sterven’. We moeten op een dag sterven. Niet iedereen sterft op hoge leeftijd en zeker als je ouder wordt gaat dit gepaard met ziekten en gebreken!
  5. omdat het tot God’s Eer kan zijn (Joh. 11:40, “indien gij gelooft, de heerlijkheid Gods zien zult”).
  6. omdat het soms een kruis is dat je moet dragen (Hebreeën 13:13;

“Daar Christus dan naar het vlees geleden heeft, moet ook gij u wapenen met dezelfde gedachte, dat, wie naar het vlees geleden heeft, onttrokken is aan de zonde. Om niet meer naar de begeerten van mensen, maar naar de wil van God de tijd, die nog rest in het vlees, te leven”. (1 Petr. 4:1-2)

Wie lijdt, in ‘het vlees’, heeft daardoor een ‘motivatie’ om niet meer bezig te zijn met een zondig leven maar zich te richten op God. Een voorbeeld hiervan, en dat heeft zij zelf ook altijd zo gebracht, is Joni Eareckson Tada.

Zo kán ziekte een zégen(!) zijn voor een mens. Het onttrekt je van- en aan de zonde en zorgt er voor dat je gericht bent op God de rest van je leven. Het maakt je niet ‘heilig’. Het maakt dat je er domweg niet meer aan toekomt.

De tegenslag openbaart wat er werkelijk in ons leven is. Komt er bij tegenslag openbaring van God uit ons leven als we ‘onder de pers’, onder druk, liggen? Of komt er alleen maar “ik, ik, ik” uit?

Tegenslag dragen

Hand. 16:16-34 – De waarzeggende slavin wordt genezen doordat Paulus de boze geest uitwerpt bij haar. Met als gevolg: Paulus en Silas worden geslagen en gevangen gezet. En die tegenslag leidt tot de redding van de gevangenbewaarder en zijn gezin!

Deze tegenslag was door God gegeven. Paulus had het zelfs kunnen voorkomen als hij gezegd had dat hij een Romeins burger was, Paulus begreep dat hij moest lijden, dat er een groter plan was. God doet wat nodig is, als er iemand gered moet worden.

  • God heeft ons niet geroepen om “om de tegenslagen heen te lopen, maar er doorheen te gaan”;
  • God heeft ons niet geroepen om uit het vuur te ontsnappen maar er doorheen te gaan;
  • God heeft ons niet geroepen om de vallei heen te lopen, maar door de vallei van de schaduw van de dood héén te gaan en we geen kwaad hoeven te vrezen

Het doel van God is ons meer gelijkvormig met Christus te maken. Om geheiligd te worden moet God ons tegenslagen laten ervaren. Dat kan op allerlei gebied in het leven zijn, waaronder ziekte.

Soms is tegenslag geen tegenslag, we ervaren het zo maar het is de Here God – we worstelen met God, denken dat het ‘tegenslag’ is – denk aan hoe Jakob met God worstelde en zich op zeker moment realiseerde: dit is geen vijand, dit is God (“Engel des Heren”, de Here Jezus). En hem vervolgens vasthoudt.. vraag het je eens af: “Is het God of is het Ezau waar ik mee strijd”?

Als we komen op het punt, in tegenslag, dat we recht voor God staan zal God de tegenslag wegnemen óf zoveel genade schenken dat we het met vreugde kunnen dragen.

Paulus prees, in het midden van de nacht, in de gevangenis, God! Hij droeg de tegenslag met vreugde! Ren niet weg van God als er sprake is van tegenslag. Dan heeft de satan zijn doel bereikt.

Tegenslag kan je ‘grootste vriend’ worden omdat geen man of vrouw echt bruikbaar is voor God als ze niet ‘op de heup geslagen zijn’ en aangeraakt zijn door God. Jakob was daardoor kreupel voor de rest van zijn leven. Als een blijvende herinnering aan de strijd die hij moest doorgaan om rein voor God te komen staan.

Tegenslag is niet de vijand. Tegenslag overkomt iedereen, in het bijzonder de gelovige. De satan is het die de tegenslag tot vijand maakt, het gebruikt om je van God af te drijven.

Haat je de profeten van God? Of is het niet eigenlijk gewoon haat tegen God wanneer je de valse profeten naloopt en alleen maar met je eigen ik bezig bent, met je eigen situatie en vooral je eigen voordeel of eer zoekt?

Omarm de tegenslag

“O, dat ik Hem wist te vinden, dat ik tot zijn woning mocht komen! Dan zou ik Hem mijn rechtszaak uiteenzetten en mijn mond met bewijzen vullen. Ik zou de woorden vernemen, die Hij mij zou antwoorden, en ik zou verstaan, wat Hij mij zou zeggen. Zou Hij met overmacht tegen mij strijden? Neen, maar Hij zou acht op mij slaan.” (Job 23:3-6)

Job’s tegenstand werd niet weggenomen (op dat moment) maar God “zou acht op mij slaan”.

Soms is tegenslag geen tegenslag, we ervaren het zo maar het is de Here God zélf waar we mee worstelen. We worstelen met God, denken dat het ‘tegenslag’ is.

Denk aan hoe Jakob met God worstelde en zich op zeker moment realiseerde: dit is geen vijand, dit is God (“Engel des Heren”, de Here Jezus). En hem vervolgens vasthoudt.. vraag het je eens af: “Is het God of is het Ezau waar ik mee strijd”?

“En Hij zei: Laat Mij gaan, want de dageraad is aangebroken. Maar hij zei: Ik zal U niet laten gaan, tenzij U mij zegent.” (Gen. 32:24-32)

Omarm de “tegenstand”, als Jakob, en dan zul je ervaren wat echt, authentiek, Bijbels geloof is.

Print Friendly, PDF & Email