Laodicea was als lauw water. Dat spuug je uit.

Drinkt u wel eens water? Wat doet u met lauw water? Dat vindt niemand lekker, dat spuug je uit. De gemeente van Laodicea kreeg van de Here Jezus te horen, in Openbaringen, dat zij lauw waren en dat Hij daarom hen zou uitspugen.

Lauw Water - uit Mijn mond spuwen

“Ik ken uw werken, en weet dat u niet koud en niet heet bent. Was u maar koud of heet! Maar omdat u lauw bent en niet koud en ook niet heet, zal Ik u uit Mijn mond spuwen.” (Openb. 3:15-16)

Dat is een dramatische aanzegging. Dat zul je maar te horen krijgen als gemeente, dat de Here je úitspuugt! Dat je, als gelovige, als gemeente, helemaal nergens goed voor bent!

Laodicea

Waarom wordt nu deze vergelijking gebruikt door de Here in de Openbaring? Dat heeft een praktische reden. De gemeente van Laodicea wist namelijk precies wat daar mee bedoeld werd.

“De tekst uit Openbaring over Laodicea kun je pas goed begrijpen als je de ruïnes van Laodicéa bezocht hebt en je het lauwe water geproefd hebt dat afkomstig is uit de heetwaterbronnen van Pamukkale enkele kilometers verderop. Pamukkale is een heel bekende toeristische trekpleister in Turkije. Vroeger heette deze plaats Hiërapolis. Het was een beroemd kuuroord voor welgestelde Grieken en Romeinen, omdat het water geneeskrachtige mineralen bevatte en het hete water bovendien een gunstige uitwerking had op sommige ziekten. Het water stroomde over de terrassen van de heuvelstad heen en via kleine geultjes bereikte het de vlakte waar Laodicéa lag. Daar bleek het water lauw geworden te zijn. Nog steeds is het hete water van de warmwaterbronnen van Pamukkale lauw als het Laodicea bereikt.” (Bijbelse Plaatsen)

Lauw water is onbruikbaar. Héét water kun je gebruiken voor het kuuroord en om je te reinigen. Koud water kun je gebruiken om te drinken. Maar lauw water? Dat is niet drinkbaar en .. spuug je uit.

Aan niets gebrek

Het ging de inwoners van Laodicea voor de wind. Ze hadden aan niets gebrek, ze waren welvarend, rijk. Eten, drinken en geld in overvloed. Ook daaraan refereert de Here in Openbaring.

Want u zegt: Ik ben rijk en steeds rijker geworden en heb aan niets gebrek, maar u weet niet dat juist u ellendig, beklagenswaardig, arm, blind en naakt bent. Ik raad u aan dat u van Mij goud koopt, gelouterd door het vuur, opdat u rijk wordt, en witte kleren, opdat u bekleed bent en de schande van uw naaktheid niet openbaar wordt. En zalf uw ogen met ogenzalf, opdat u zult kunnen zien. (Openb. 3:17-18).

Dat doet mij ook denken aan het verhaal van de rijke jongeling (Matt. 19:21-22) die zijn geld en bezit niet los kon laten en de rijke dwaas, die vertrouwde op de goederen en eigen rijkdom.

Ziel, gij hebt vele goederen liggen, opgetast voor vele jaren, houd rust, eet, drink en wees vrolijk. Maar God zeide tot hem: Gij dwaas, in deze eigen nacht wordt uw ziel van u afgeëist en wat gij gereedgemaakt hebt, voor wie zal het zijn? Zó vergaat het hem, die voor zichzelf schatten verzamelt en niet rijk is in God.” (Luk. 12:19-21).

Killer Body - sporten. Royalty free image from https://www.pickpik.com/stretching-muscles-runner-jogger-athlete-woman-fitness-39434
Afb. PickPik – royalty free images.

En zo kunnen we meer voorbeelden vinden in het Woord waaruit we kunnen, en moeten, concluderen: je hebt helemaal niets aan geld en goed. Je hebt niets aan materiële welvaart. Zelfs niets aan een lichaam dat, zoals ze dan zeggen, een “killer body” is, waar zoveel mensen zich in de sportschool zich voor uitsloven…

Dan kun je dénken dat je rijk bent, dat alles in het leven mee zit, de Here zegt dat je “ellendig, beklagenswaardig, arm, blind en naakt” bent. Want je hebt alleen maar dingen die, zodra leven eindigt, ook eindigen. Je geld en goed? Het wordt verdeeld onder de erfgenamen. En wat die er mee doen? Je lichamelijke gezondheid, je “killer body”? Ook daar heb je niets meer aan. Het ligt in het graf.

Maar je geest (ruach, hebr. of pneuma, gr.) keert terug tot God (Prediker 12:7). Komen we met lege handen voor de Here te staan, of hebben we vrucht gedragen (Matt. 25:14-30)? Of zijn we vruchteloos alleen maar met onszelf bezig geweest? Zullen we loon ontvangen wanneer we voor Hem verschijnen (Matt. 6:4; Fil. 3:14; Openb. 22:12 e.a.)? Paulus zei: “Ik jáág er naar”. Oftewel dát was zijn doel, daar strekte hij zich naar uit.

Let op uzelf, dat gij niet verliest wat wij verricht hebben, maar uw loon ten volle ontvangt. (2 Joh. 1:8).

Materialisme

Materialisme is niets anders dan het hechten aan het “aardse gewin” en streven naar bezit, voorspoed, aards geluk en en genot. En geloof? Ach, “het zit toch wel goed met mij, kijk eens hoe de Here mij zegent!”.

En precies dát is dus niet het geval. De Here Jezus zegt het tegengestelde in het Woord. Materiële voorspoed, geluk of zelfs gezondheid  hebben niets te maken met wat Hij ons voorhoudt. Want, zo zegt hij: “Ieder die Ik liefheb, wijs Ik terecht en bestraf Ik. Wees dan ijverig en bekeer u.” (Openb. 3:19).

Dat terwijl de gemeente van Laodicea zo goed begonnen was. In de brief aan de Kolossensen schrijft Paulus, vanuit de gevangenis in Rome, over (en indirect aan) hen: “Want ik stel er prijs op, dat gij weet, hoe zware strijd ik te voeren heb voor u, en voor hen, die te Laodicea zijn opdat hun harten getroost en zij in de liefde verenigd worden tot alle rijkdom van een volledig inzicht, en zij het geheimenis Gods mogen kennen, Christus, in wie al de schatten der wijsheid en kennis verborgen zijn.” (Kol. 2:1).

Deze gemeente in Laodicea had, via Paulus’ medearbeiders, de Here leren kennen. Ze hadden álle rijkdom van een volledig inzicht en kénden de Here Jezus. En toch, nog geen dertig jaar later, was de gemeente zó lauw geworden dat de Here moest zeggen: “als je je niet bekeert, spuug ik je uit”.

Wij zíjn Laodicea!

Deze oproep tot bekering geldt ook voor ons. Elke dag weer staat de Here aan de deur en Hij klopt (vers 20). We moeten ons bekeren van de boze dingen die we doen maar ook van onze lauw-warme levensinstelling. We zijn totaal onbruikbaar als we niet héét (“in vuur en vlam voor het Evangelie”) óf koud (“anderen hun dorst lessen”) zijn maar alleen maar bezig zijn met ons eigen leventje.

Dat zien we in meerdere opzichten. Zowel geestelijk (lauw in geestelijke zaken binnen onze gemeenten en kerken, bijvoorbeeld door allerlei zondige praktijken en dwalingen toe te staan) als “uitstrekken naar het materiële” (bijvoorbeeld ook door het, hier vaak genoemde, welvaartsevangelie).

Hoe vaak denken we niet, net als Laodicea, “Wij hebben het prima hier, ik heb een mooi huis, een auto, een gezond lichaam?”. Maar de Here zegt: “Jij dwaas!”… Ondertussen staat de wereld, letterlijk en figuurlijk, in brand. Laten we onze broeders en zusters lijden. Hebben geen oog voor het geestelijke maar alleen maar voor het materiële. Wij zíjn Laodicea. En de Here roept ons op: “Bekeert u!”.

“Verzamelt u geen schatten op aarde, waar mot en roest ze ontoonbaar maakt en waar dieven inbreken en stelen; maar verzamelt u schatten in de hemel, waar noch mot noch roest ze ontoonbaar maakt en waar geen dieven inbreken of stelen. Want, waar uw schat is, daar zal ook uw hart zijn.” (Matt. 619-21)

Mogen we dan helemaal niets hebben? Moeten we een “armoede-gelofte” afleggen? Nee. Uiteraard is er niets op tegen als we bezittingen hebben. En als we gezond zijn mogen we daar zeker dankbaar voor zijn. Deze week was ik bijvoorbeeld jarig. Dan krijg je leuke dingen. En ook wij hebben een koopwoning, een auto. En ik heb muziekinstrumenten en boeken. Dat is niet het punt.

Het punt waar het om gaat is: is dát waar het om draait allemaal? Is dát waar we naar moeten ‘jagen’ in ons leven? Zo veel mogelijk geld, bezit en leuke dingen verzamelen? Dat we als Laodicea zijn, relaxed achterover leunen en zeggen “ik heb alles wat mijn hartje begeert”? Of moeten we de schatten in de hemel verzamelen waar de Here over spreekt?

Tot alle zeven gemeenten zegt de Here tot slot stééds het volgende, of Hij de gemeente nu prijst of terechtwijst:

Wie oren heeft, laat hij horen wat de Geest tegen de gemeenten zegt. (Openb. 2:7 e.v.)

Print Friendly, PDF & Email