Tell-El-Amarna

akhenatenEen van de meest belangwekkende vondsten in het oude Egypte zijn de “El Amarna” kleitabletten (zie afbeelding). Handelscorrespondentie en diplomatieke brieven van- en aan de “Farao van Egypte”, feitelijk twee farao’s.

Niet, zoals gebruikelijk, geschreven in Egyptisch schrift maar in de ‘handelstaal’ van die dagen: het Akkadisch, de taal van het antieke Mesopetamië, Babylonië en Assur. De tabletten zijn briefwisselingen tussen de Egyptische farao en de aangrenzende volken en staten, met name: Kanaan, Syrië en de Amorieten.

De tabletten werden in 1888 gevonden in de ruïnes van de stad Amarna. Ze maakten deel uit van de koninklijke archieven van twee farao’s: Amonhotep III en Amonhotep IV (beter bekend als Achnaton, afbeelding). Wanneer zij precies leefden is niet helemaal bekend, uitgegaan wordt -voor wat betreft de regering van Amonhotep, van ca. 1350-1330. Zij maakten deel uit van de 3e Dynastie.

Dynastieën
Egypte heeft een groot aantal dynastieën en machtswisselingen gekend. In wat de “2e tussenperiode” wordt genoemd waren de Hyksos, een semitische stam, de heersers in Egypte. Wikipedia vermeldt “Een opvallend element is de influx van immigranten uit Palestina. Deze immigranten lijken voorlopers te zijn van de grote immigrantengroep uit Palestina die zich later in de oostelijke Delta vestigde.” Daarna volgde het “Nieuwe Rijk“. Niet geheel toevallig vallen deze machtswisselingen samen met wat we in de Bijbel lezen:

Dit nu zijn de namen der zonen van Israël, die met Jakob naar Egypte gekomen zijn; zij kwamen er ieder met zijn gezin: Ruben, Simeon, Levi en Juda; Issakar, Zebulon en Benjamin; Dan en Naftali, Gad en Aser. De afstammelingen van Jakob waren zeventig zielen in het geheel. Jozef echter was reeds in Egypte. En Jozef stierf, benevens al zijn broeders en dat gehele geslacht. De Israëlieten nu waren vruchtbaar en breidden zich snel uit; zij vermenigvuldigden zich en werden uitermate talrijk, zodat het land met hen vervuld werd. Toen kwam er een nieuwe koning over Egypte, die Jozef niet gekend had. (Exodus 1:1-8)

Een aantal zaken valt op in de geschiedenis:

  • er was sprake van immigranten uit Palestina;
  • deze eerste groep werd gevolgd door een grotere stroom uit Palestina.

Dit komt overeen met de Bijbelse geschiedschrijving voor wat betreft Israël. Jozef, zijn broers en hun gezinnen alsmede hun personeel e.d. emigreerden naar Egypte. De reden kennen we uit de Bijbel: hongersnood. Vervolgens zijn zij schijnbaar gevolgd door andere inwoners van Palestina (beter bekend als Kanaan in die tijd).

In Exodus 1:8 lezen we over de nieuwe koning van Egypte, die Jozef niet gekend had. Dat lijkt opmerkelijk, maar wanneer we nu weten dat er sprake was van een machtswisseling (de 3e dynastie in plaats van de semitische Hyksos) kunnen we zien dat er een duidelijke oorzaak is daarvoor! Het feit dat de Hyksos van semitische oorsprong waren maakt ook duidelijk waarom Jozef en zijn familie zo eenvoudig integreerden; er was een zekere bloedverwantschap en de taal en gewoonten zullen veel overeenkomsten hebben vertoond. Het maakt ook duidelijk waarom de nieuwe heersers zo báng waren voor de semitische stam! Men was bang dat deze stam, Israël, de macht zou willen grijpen. En gezien de ervaringen met de aan de Israëlieten verwante Hyksos, en hun onderlinge samenwerking, wellicht niet eens zo’n vreemde gedachte..

Amarna-tabletten
Eén van de grootste ‘problemen’ die bijbelcritici vaak opwerpen is dat er -naast de Bijbelse verslaglegging- “nauwelijks iets terug te vinden is over de remigratie en veroveringen van het land Kanaan door het volk Israël”, althans zo beweert men. Wie echter een béétje bekend is met de archeologische vondsten van de laatste eeuwen kan overigens weten dat dit helemaal niet waar is. Er zijn meer dan voldoende buiten-Bijbelse bewijsstukken te vinden hiervan. Denk (ook) aan “de steen van Omri” (Het Louvre, Parijs), correspondentie waarin Jozua genoemd wordt als heerser in Kanaan, etc., etc.!

De Amarna-tabletten zijn in het bijzonder interessant in dit verband. Hoewel er, hoe kan het ook anders als het om de Bijbel gaat, de nodige discussie over bestaat bevestigen deze tabletten een aantal feiten uit de Bijbel.

Eén van de bestreden gedachten omtrent de Bijbelse geschiedschrijving is het moment waarop het volk Israël remigreerde naar Kanaan. De Amarna-tabletten spreken echter duidelijk over een specifiek volk die zij de Habiru noemen. Er is veel discussie over deze “Habiru”. Worden hiermee de Hebreeën (=Israël) bedoeld? Het is in elk geval een volk of groep die ondermeer de koning van Jeruzalem belegerde en dat noodzaakte de heerser er van, een vazal van Egypte, een brief (tablet) te sturen naar de Farao met een verzoek om militaire hulp. Hij schrijft ondermeer dat deze “benden” alle landerijen leegroofden en vraagt zich af waarom de heerser van Egypte hen hun gang laat gaan. Deze brief valt samen, qua datering, met de oorlog met de Jebusieten. Zij woonden in Jeruzalem, onder andere. Israël was niet in staat Jeruzalem te veroveren op hen en de Jebusieten bleven dan ook in Kanaan wonen (Jozua 15:63). De stad werd door David, uiteindelijk, ingenomen.

Opvallend is dat er sinds ca. 2000 v.Chr. tot aan ca. 1200 v.Chr. -de tijd van de Richteren of rechters- gesproken wordt (in de Egyptische, Soemerische, Hettitische enz. literatuur) over dit volk of, beter, deze groepering. Daarna zijn ze niet meer onder die naam bekend. Deze periode komt exact overeen met de Bijbelse geschiedschrijving! Rond 2000 v.Chr. vertrok Abraham uit Mesopetamië, met zijn familie, dieren enz. en ging als nomade rondtrekken. Het nomadische bestaan van Abraham’s nakomelingen eindigde toen het volk het land Kanaan ging bewonen en, uiteindelijk, onder David een echte natie (Israël) werd.

Door de buitenbijbelse bronnen worden de Habiru beschreven als afkomstig uit Noord-Mesopetamië, Irak, waar ook Abraham vandaan kwam. En verder lezen we over ze dat het semi-nomaden waren, volgens sommigen “rebellen”, invallen pleegden in diverse gebieden, tot slaven werden gemaakt, als huursoldaten dienst deden, boogschieters, boeren, en .. dat ze gevestigd waren in Syrië, Kanaan tot aan of in Egypte. Er is dus een duidelijke overeenkomst, zo lijkt het, tussen de Habiru (of: Apiru) en de Hebreeërs en ze waren breed verspreid, in groepen, door de regio. Maar er is ook nog iets anders aan de hand met deze Habiru. Er wordt vermeld dat ze ‘een gemeenschap van drop-outs, vluchtelingen en boeren‘ zouden zijn, gevlucht voor de Babyloniërs en Assyriërs en dat er onderling een “losse etnische overeenkomst” was. Daarnaast hadden ze een eigen wetgeving die niet overeenkwam met de andere volken.

Allochtonen
Gezien de Bijbelse notitie met betrekking tot het ontstaan van het volk Israël zou er wel degelijk een overeenkomst kunnen zijn. De mogelijkheid die er met name is, is dat de stammen van Israël -na hun vlucht uit Egypte- onder dezelfde ‘verzamelnaam’ werden aangeduid welke zo vaak werd gebruikt voor bepaalde groepen van mensen met etnische overeenkomsten. Een beetje dezelfde groepsaanduiding die wij tegenwoordig kennen; namelijk: wanneer we spreken over allochtonen. We bedoelen dan: zij die niet tot de oorspronkelijke inwoners van een land behoren. Wanneer we lezen over de exodus, de uittocht, van het volk uit Egypte lezen we af en toe iets bijzonders. De kleine details in het verhaal, die juist zó belangrijk kunnen zijn in dit verband. Toen namelijk het volk Israël vertrok uit Egypte, waren er anderen met hen meegetrokken. Het waren juist déze mensen die veel en vaak problemen veroorzaakten. Wanneer ze het land Kanaan ingaan lezen we:

Er was geen woord van al hetgeen Mozes geboden had, dat Jozua niet voorlas aan de gehele gemeente van Israël en de vrouwen, de kinderen en de vreemdelingen, die met hen meegegaan waren. (Jozua 8:35)

Het volk Israël had als nomadische stam, als “Habiru”, rondgetrokken door de woestijn. Veertig jaar lang. De beschrijving van de Habiru is daarom in zekere zin zéker toepasbaar op ze. Maar ook lezen we over de ‘vreemdelingen’ die zich in de loop van de tijd bij hen gevoegd hadden. Het is dus zéér wel denkbaar dat de naam Hebreeërs is afgeleid hiervan namelijk door
(a) hun eigen overeenkomst met de Habiru en
(b) het feit dat er zich (andere) “habiru”, rondzwervende semitische nomaden, bij hen hadden aangesloten.

Wie waren Hebreeërs?
Voor wie nu denkt dat de nakomelingen van Abraham slechts een kleine stam waren en daarom de veelheid aan referenties naar de Habiru niet kan, is het volgende interessant.

In de Bijbel lezen we in een beetje een vreemde zinssnede over één van de nakomelingen van Sem, waarvan de Semieten afstammen, namelijk:

En aan Sem, de vader van alle zonen van Eber, de oudere broeder van Jafet, werden eveneens (zonen) geboren. (Gen. 10:21)

Eber was een van de achterkleinzonen van Sem. Het is opmerkelijk dat deze zo specifiek wordt genoemd. De Joodse traditie heeft daar wel het een en ander over te zeggen. Ná Eber, zes generaties voor Abraham, splitst de genealogie van Sem zich! Dáárom wordt Eber in het bijzonder genoemd. Alle nakomelingen van één van de zonen van Eber, Peleg, worden beschouwd als “Habiru“, Semitische nomaden. De nakomelingen van zijn andere zoon, Joktan, zijn voor de Bijbelse geschiedschrijving minder relevant. Deze stammen van semitische oorsprong verspreidden zich over het Midden-Oosten, en leefden als nomaden. Er wordt zelfs speciaal melding gemaakt van het feit dat de Habiru een andere godheid dienden dan de (vele) goden van de andere volken.

The movements of Terah, Avraham, and other members of that family were according to the habits of the general Habiri people. This is the reason by which the Sumerians were attempting to define their social roles. They truly were “wandering Arameans”, though their origin is Akkadian/Assyrian, being descendants from Arphakshad.”

Dat er dus een link wordt gelegd, is, tussen de Habiru en de Hebreeërs is absoluut niet verwonderlijk. De Habiru zijn niet de Hebreeërs, maar de Hebreeërs, Israël, zijn de rechtstreeks nazaten van de Habiru en werden daarom ook als zodanig aangeduid in het oude Egypte… De overige nakomelingen van de Habiru kennen we niet meer, zij zijn uiteindelijk opgegaan in de volken waaronder zij woonden of onder andere namen bekend geworden.

De vondst van de Amarna tabletten is dus van groot belang. Het toont ééns te meer aan hoe betrouwbaar de Bijbel is! En, het vertelt ons iets over der herkomst van het Volk van God, de Hebreeërs.

Bronnen:
– zie de links in het artikel
Amarna letters
Habiru
– Halley’s Bible Handbook
– Wapedia
The Mysterious “Habiru” and the Hebrews