Een kleine repost van het BijbelForum.
Rom 2:1-16. Vers 1 lijkt te zeggen dat je niet/nooit moet oordelen, omdat je dan jezelf veroordeelt. Betekent dat dat we als gelovigen nooit en te nimmer anderen mogen beoordelen?
Dit is niet gericht aan de wedergeboren mens, immers hij spreekt hier over wie de zonde bedrijven (voorgaande verzen) en ook begint het vers hier dan ook met “Dáárom”..
Boven het gedeelte hebben de vertalers geplaatst dat dit het ‘oordeel Gods over de Joden’ betreft.. Dat is natuurlijk onjuist, pure inlegkunde van de (kerkelijke) vertalers.
Boven het gedeelte staat in de Scofield Reference Bible dan ook (zo letterlijk mogelijk vertaald): “De heidense afgodische moraliseerders zijn niet beter dan andere heidenen”. Het “niet te verontschuldigen” zien we ook terugslaan naar 1:20 – Gods schepping en daardoor zijn zichtbaarheid voor de mens.
Voor gelovigen geldt inderdaad dat wij anderen ook niet moeten “oordelen”, Matt.7:1-5, Joh.8:8-10. Het oordeel –over de zonde– is namelijk gegeven aan de Here Jezus (Joh.3:19, 5:55).
Anderzijds, .. mag in de Gemeente van Christus niet worden toegestaan dat er dwaling is, dat er zonde heerst e.d. – zie de Korinthe brieven en de Galaten. Er moet dus wel degelijk een toetsing plaatsvinden. Zaken toetsen (bé-oordelen) is noodzakelijk (Ef. 5:10, 1 Tess. 5:21, 1 Kor. 14:29).
1 Kor 2:15
Maar de geestelijke mens beoordeelt alle dingen, zelf echter wordt hij door niemand beoordeeld.