De Reformatie (2). Maarten Luther en de Reformatie in Duitsland

Maarten Luther, geboren in 1483, is een van de bekendste Reformatoren. Het was de tijd waarin enerzijds kunst en wetenschap tot bloei kwam, anderzijds de pest rond ging en zijn tientallen miljoenen slachtoffers eistte. De tijd van opstanden, heksenverbrandingen en jodenvervolgingen.

reformatie van de kerk - kerkbanken

Zoals William Shakespeare (1564-1616) het omschreef:

What raging of the sea! Shaking of earth! Commotion in the winds! Frights, changes, horrors, divert and crack, rend and deracinate the unity and married calm of states quite from their fixture. Oh, when degree is shaped, which is the ladder of all high designs, the enterprise is sick.

Daarbovenop kwam dan nog eens de corruptie in – en van de kerk.

Erasmus
In 1516 publiceerde Erasmus de eerste kritische editie van het Griekse Nieuwe Testament in Bazel, Zwitserland. Erasmus was de zoon van een priester(!). Deze Griekse grondtekstverzameling was een keerpunt in de geschiedenis van de kerk. Erasmus’ Bijbelvertaling werd voor Luther een belangrijke uitgave om de Bijbel te doorgronden en vertalen. Zijn Duitse vertaling van de Bijbel was voor de Reformatie doorslaggevend. Tot dan toe waren er nauwelijks (goede) vertalingen buiten de Latijnse Vulgaat om.

De Sola’s van de Reformatie

De Reformatie wordt vaak in één adem genoemd met de bekende “Sola’s”.

  • door geloof alleen;

  • door genade alleen;

  • door de Schrift alleen;

  • door Christus alleen;

  • Alle eer komt alleen God toe

De Sola’s worden aan de Reformatie toegeschreven maar zijn pas veel later zo gedefinieeerd. Meer als een conclusie op basis van wat er in die tijd is ontstaan als onderwijs.

Over zijn theologische opvattingen zei Luther: “Ik heb mijn theologie niet in één keer geleerd. Ik moest volgen waar mijn verleidingen me leidden. Het is niet door te lezen of te schrijven of te speculeren dat men theoloog wordt. Het is eerder door te leven, te sterven en te worden verdoemd dat iemand een theoloog maakt.”

monnik maarten luther reformatieKerk en Staat

  • De algemene gedachtengang in de tijd van Luther was dat God “Kerk & Staat” had ingesteld en dat de mensen daaraan moesten gehoorzamen;
  • De kerk benadrukte vooral God’s oordeel meer dan genade. Diepgeworteld bijgeloof en angst. Demonen, boze geesten, .. de kerk eiste tevens absolute gehoorzaamheid.
  • Luther had geen intentie de kerk of de wereld te veranderen. Hij wilde slechts een goede (Augustijner) monnik zijn. Eindeloze pogingen, inclusief zelfkastijding, zoekend naar Genade van God – die hij als een veroordelende en boze rechter zag die hem alleen maar veroordeelde. Hij zag het als een grote zonde van zichzelf dat hij daarom niet meer van God kon houden. Sterker nog, hij had háát tegen God.
  • Na een reis naar Rome werd hij in Wittenburg als priester aangesteld en, ter voorbereiding van zijn preken onder andere, deed meer bijbelonderzoek;
  • In Romeinen 1:17 vond hij het hart van het Evangelie: “In dit evangelie openbaart Gods gerechtigheid zich immers van begin tot eind door geloof, zoals ook geschreven staat: ‘De rechtvaardige zal leven door geloof.’” Hij ontdekte dat de mens alléén Jezus nodig had en geen beelden, zelfkastijding, bedevaarten of aflaten..

Aflaten
De aflatenhandel voor de Sint-Pieter kapel in Rome was uiteindelijk ‘de druppel’ voor Luther.

In 1503 begon Tetzel met zijn aflaathandel. In opdracht van paus Leo X en van aartsbisschop Albrecht van Mainz reisde bij als een devoot soort marktkramer het land door om zijn aflaatbrieven aan de man te brengen, waarbij hij de mensen een heleboel geld uit de zak klopte.” (RD)

Als het geld in het kistje klinkt, het zieltje in de hemel springt”, de gevleugdelde uitspraak en het gedrag van Tetzel riep bij Luther grote weerstand op. De aflaathandel van Tetzel leidde er toe dat Luther zijn bekende 95 stellingen schreef.

Binnen een paar maand ging het verhaal over de 95 stellingen en Luther’s verzet tegen de Roomse kerk door West-Europa. Luther werd van ‘ketterij’ beticht omdat hij het absolute gezag van de Paus niet erkende.

De Paus verwierp Luther en zijn opvattingen en gaf hem 60 dagen om zijn geschriften in te trekken, zijn geschriften moesten van de Paus worden verbrand, en als hij zijn geschriften niet herriep zou hij worden geexcommuniceerd net als iedereen die hem zou volgen of steunen.

Rijksdag van Worms
Luther moest voor de “Rijksdag” in Worms (1521) verschijnen om verantwoording af te leggen.

De Reformator Maarten Luther ontving op 26 maart een dagvaarding om op de Rijksdag te verschijnen, om, zo citeert Luther-biografe Lyndal Roper:

“…uitleg te verschaffen over de leringen en boeken […] door u vervaardigd.”

Er stond in de dagvaarding niet dat er van hem verwacht werd dat hij zijn standpunten herriep. [..] Hij gaf aan dat hij zijn geschriften niet kon herroepen. Hij zou dat pas doen als iemand hem van zijn dwalingen overtuigde. Dan ben ik, zo stelde Luther, de eerste die mijn boeken in de vlammen werpt. En, zei hij:

Mijn geweten is een gevangene van het Woord van God.”

Nog op 18 april schreef keizer Karel V eigenhandig een reactie op Luther. Luther was geëxcommuniceerd en hij en zijn aanhangers moesten uitgeroeid worden, zo schreef de keizer. (Historiek)

Luthers keurvorst Frederik had Luther echter op 4 mei reeds in het geheim laten ontvoeren en naar de Wartburg in Eisenach laten brengen. Daar leefde hij bijna een jaar lang als “jonker Jörg” en vertaalde hij het Nieuwe Testament in het Duits.

Maarten Luther en de Joden
In 1523 schreef Luther een aanval op de Rooms-Katholieke Kerk om haar vervolgingen en verdrijvingen van de joden. Luther stond in deze opvattingen niet alleen en een aantal geloofshervormers en Bijbelvertalers in het zuiden van het Duitse Rijk zocht steun en medewerking van joodse rabbijnen vanwege hun begrip van de Hebreeuwse teksten.

Luther ging echter ontmoetingen met joden uit de weg en zou later een strijdschrift publiceren tegen de joden en noemde hen “leugenaars en bedriegers”. Dat verscheen in 1543 onder de titel “Over de Joden en hun leugens” (Von den Jueden und iren Luegen), een antisemitische verhandeling over de joden. (Wikipedia)

Over het algemeen wordt aangenomen dat Luther’s latere anti-semitisme veroorzaakt werd door teleurstelling over het feit dat de Joden niet tot geloof kwamen (als gevolg van de Reformatie). Hij hoopte daar op omdat hij Jezus als een Jood van geboorte zag, het Hebreeuws van het Oude Testament waardeerde, dat hij als bron voor zijn Bijbelvertaling in het Duits gebruikte. Een afwijzing van de joden vanwege zoiets als hun ‘ras’ was hem vreemd.

Maar waar Luther op hoopte gebeurde niet; de Joden kwamen niet tot geloof en en helaas publiceerde hij als gevolg daarvan zijn anti-semitische geschrift. Dat later door Nazi-Duitsland met graagte werd aangegrepen om de Jodenvervolging te legitimeren.

Lutherse Kerk

Sinds de Rijksdag in Worms was er weinig hoop op een herstel van de breuk tussen Luther en zijn volgelingen en de Rooms Katholieke Kerk.

Luthers beweging was niet te stoppen. Al snel klonk de roep om hervorming in heel Europa.

Luther was er niet van gecharmeerd dat mensen zich naar hem vernoemden, integendeel. “Wie ben ik,” zei hij, “arme, stinkende zak maden die ik ben dat de dienaren van Christus naar mijn boze naam genoemd zouden worden?”.

Print Friendly, PDF & Email