God haat religie. God wil rechtvaardigheid!

Haat God ooit een kerk? Heeft God ooit een afkeer van een eredienst? Heeft God ooit een hekel aan een offer? Stopt God ooit zijn oren dicht als mensen bidden en zingen? Sluit God ooit zijn ogen als mensen vasten en rituelen uitvoeren? Het antwoord is: ja. God haat religie!

Kerk - religie (Image by Rudy and Peter Skitterians from Pixabay)
(Image by Rudy and Peter Skitterians from Pixabay)

“Zie, op uw vastendag zoekt u uw eigen wens, en beult u al uw arbeiders af. Zie, u vast om te twisten en ruzie te maken en om goddeloos op de vuist te gaan. Vast niet zoals heden als u uw stem wilt laten horen in de hoogte. Zou dit het vasten zijn dat Ik verkies: dat de mens zich een dag lang verootmoedigt, dat hij zijn hoofd buigt als een riet en zich neerlegt in rouwgewaad en as? Noemt u dat vasten en een dag die de HEERE welgevallig is? Is dit niet het vasten dat Ik verkies: dat u de boeien van de goddeloosheid losmaakt, dat u de banden van het juk ontbindt, dat u de onderdrukten vrij laat heengaan en dat u elk juk breekt?” – Jesaja 58:3-6

» Download deze bijbelstudie in PDF-formaat

God wil rechtvaardigheid

God wil rechtvaardigheid. Hij wil geen fake, geen nep. Hij wil oprechte, rechtvaardige, gelovigen. Die niet alleen doen alsof ze rechtvaardig en goed zijn maar het ook echt zijn en bovenal anderen ook rechtvaardig behandelen. Want daaruit blijkt dat ze rechtvaardig zijn!

Ik haat, ik veracht uw religieuze feesten; Ik kan uw samenkomsten niet uitstaan” (Amos 5:21).

Breng niet langer nutteloze offers. Het reukwerk is Mij een gruwel. Nieuwemaansdag en sabbat, het bijeenroepen van samenkomsten: Ik verdraag het niet; het is onrecht, zelfs de bijzondere samenkomsten. Uw nieuwemaansdagen, uw feestdagen haat Ik met heel Mijn ziel; ze zijn Mij tot last; Ik ben het moe om ze te dragen. En wanneer u uw handen uitspreidt, verberg Ik Mijn ogen voor u; ook wanneer u uw gebed vermeerdert, luister Ik niet: uw handen zitten vol bloed. (Jesaja 1:13-15).

Zie ook Jesaja 58:4; Jeremia 14:12; Maleachi 2:10.

Als ik zoiets lees komt dat nogal binnen. God die zegt “Ik kan uw samenkomsten niet uitstaan“? Dat kan ook nú nog het geval zijn!

Beseffen we ons, vragen we ons af we eens af, of onze samenkomsten – hoe groot en geweldig het in onze eigen ogen ook lijkt – wellicht wel eens geháát kunnen worden door God? Dat hij onze aanbidding en offers bestempeld als nutteloos?

God haat religie

Geen twijfel mogelijk, God háát religie. De kerk kan hem zo boos maken dat hij een kerk soms wil sluiten. Hij haat alle religie die op zichzelf gericht is, zonder liefde voor God en zonder liefde voor andere mensen.

Tot de gemeente van Laodicea sprak de Here Jezus dan ook:

Ik ken uw werken, en weet dat u niet koud en niet heet bent. Was u maar koud of heet! Maar omdat u lauw bent en niet koud en ook niet heet, zal Ik u uit Mijn mond spuwen. Want u zegt: Ik ben rijk en steeds rijker geworden en heb aan niets gebrek, maar u weet niet dat juist u ellendig, beklagenswaardig, arm, blind en naakt bent.” (Openbaring 3:15-17).

“Was je maar koud!” Dan kon je je nog bekeren. “Was je maar heet!” Dat je in vuur en vlam stond voor het Evangelie. Maar, zo zegt de Here, “jullie zijn lauw”. Oftewel: wereldgelijkvormigheid – een beetje van de Here, een beetje van de wereld.

Zonden tolereren binnen de kerk “want we moeten toch liefdevol zijn”. Is dát liefde, is dat wáre liefde? Hebben we dan de zonde meer lief dan God? (1 Tim. 3:1-5). Begint niet alles bij het liefhebben van God en Zijn Woord?

En dan komt daar een vreselijk oordeel op: “Ik spuug jullie uit”. Oftewel: God walgt er van als een gemeente zich zo opstelt, als gelovigen een beetje halfslachtig, principeloos, “geloven”. Dan is je “reukwerk”, je offers in zang, gebed en samenkomen rondom zijn Woord niet meer dan een gruwel voor God (zie eerder, Jesaja 1:13-15).

God heeft een hekel aan religie, waar mensen zich als engeltjes voordoen tijdens speciale religieuze momenten of in de kerk zich vroom voordoen maar zich de rest van de tijd zich als duivels gedragen.

Een predikant zei ooit eens keer “Op zondag zitten ze voor mij in de kerk,.. om te bedenken wie ze op maandag eens te pakken zullen nemen!”. Dat is religie. Voldoen aan je verplichtingen, in de kerk zitten, maar ondertussen geen waar, oprecht en rechtvaardig mens te zijn.

Weinig dingen zijn walgelijker voor God of schadelijker voor mensen dan het negeren van gerechtigheid. God zegt: “Ik, de Heer, heb gerechtigheid lief” (Jesaja 61:8). Als we geen honger hebben naar gerechtigheid, dan hebben we niet echt honger naar God.

“Toen ik riep, wilden ze niet luisteren – nu roepen ze mij en ik luister niet” (Zacharia 7:9-13).

Als we werknemers uitbuiten door ze te veel te laten werken en te weinig te betalen, is het geen wonder dat God ons geen zegeningen stuurt als reactie op ons bidden en vasten?

Als we het lot van werkloze mensen en vluchtelingen negeren, zijn we dan terecht verbaasd dat God ons negeert?

Als we ons zelfs afkeren van ons eigen vlees en bloed, als we onze familie en vrienden, onze broeders en zusters, in de steek laten, als we onze kinderen de tijd en liefde ontnemen die ze nodig hebben, als we bejaarde ouders overlaten aan hun lot en laten omkomen in eenzaamheid, kunnen we toch absoluut niet verwachten dat God met ons wil zijn?

Als we anderen niet zegenen in woord én daad, kunnen we geen zegeningen voor onszelf verwachten.

Als we Gods verbondsvolk, Israel, haar rechten ontzeggen kunnen we eveneens geen zegen verwachten. Immers, zei Hij niet tegen Abraham: “Ik zegen wie u zegenen”?

Als je Gods licht om je heen wilt en in Zijn aanwezigheid wilt zijn, als je wilt dat zijn zegeningen ook voor jou zijn zoek dan naar dingen die rechtvaardig zijn, niet alleen voor jezelf maar ook en bovenal voor anderen die gerechtigheid nodig hebben.

We kunnen nog zulke prachtige kerkgebouwen hebben, fantastische sprekers, een geweldige band, honderden of duizenden bezoekers die met elkaar lofprijzen zo luid dat “het dak er af gaat” – zonder rechtvaardigheid naar anderen toe is het in de ogen van God allemaal niets waard. Het is dan niet meer dan vórmendienst, tot meerdere eer en glorie van ons zélf en niet tot eer van God. Wie zien in Gods Woord zonneklaar hoe God daar over denkt. Hij walgt er van, Hij spuugt het uit….

Jezus leert ons bidden: “Uw koninkrijk kome, uw wil geschiede op aarde zoals in de hemel” (Matteüs 6:10). Dat is een gebed om gerechtigheid, om alles recht te zetten. Dat is niet gerechtigheid zoals wij denken dat rechtvaardig is, maar zoals God wil dat gerechtigheid geschiedt.

Hij heeft u, mens, bekendgemaakt wat goed is. En wat vraagt de HEERE van u anders dan recht te doen, goedertierenheid lief te hebben en ootmoedig te wandelen met uw God.” (Micha 6:8)

Doe dus éérst een ander gerechtigheid, recht, doen. Dan zúl je gerechtheid ontvangen en wandelen met God. Je kúnt niet wandelen met God als je een onrechtvaardig mens bent; “Voorzeker, de HEERE is een God van recht. Welzalig zijn allen die Hem verwachten.” (Jesaja 30:18).

De Komst van Gerechtigheid

Als we echt honger hebben naar gerechtigheid, hebben we honger, verlangen, naar niets minder dan de komst van de Heer Jezus Christus.

Wanneer Jezus terugkomt, zullen alle onrechtvaardigheden worden geoordeeld. Dan zal alle onrecht wordt weggedaan, alle armen door God rijk worden gemaakt, alle onderdrukten worden bevrijd, alle handicaps worden genezen, alle tranen worden weggeveegd, alle demonische krachten worden verbannen naar de hel en alle de tekortkomingen worden verwijderd (Openbaring 21:4).

Dat wil niet zeggen dat we onrechtvaardig kunnen blijven handelen, handelen en leven ‘tot dat moment’, integendeel! We zijn immers een weerspiegeling van Jezus en Zijn Geest woont in ons? We zijn een zoutend zout (Mattheüs 5:13-15), nietwaar? Een licht dat niet “onder een korenmaat” verborgen hoort te zijn!

Zalig zijn zij die hongeren en dorsten naar de gerechtigheid, want zij zullen verzadigd worden.” (Matteüs 5:6, Jesaja 33:17-22).

Honger naar gerechtigheid is honger naar Jezus, en die honger zal pas volledig worden gestild als Jezus terugkomt.

Als we het Onze Vader bidden en vragen om de komst van Gods koninkrijk, bidden we in werkelijkheid om de komst van de Koning.

Aan degenen die verlangen naar Jezus en zijn gerechtigheid, naar de Koning en zijn koninkrijk, belooft de Bijbel: “Uw ogen zullen de koning in zijn schoonheid zien en een land zien dat zich in de verte uitstrekt.”.

Onrechtvaardige mensen, wrede buitenlandse indringers, honger, verdriet, pijn.. het zullen slechts verre herinneringen zijn.

“Kom, Here Jezus, kom!” (Openbaring 22:20)

____
Mede gebaseerd op een artikel van dr. David Feddes

Print Friendly, PDF & Email