De verwoesting van Jeruzalem door Titus

De Klaagmuur is een bekend fenomeen, wereldwijd. Het is het enige nog dat herinnert aan de Tempel. Het is een overblijfsel van het complex waarop de tweede Joodse tempel stond. Vandaag geldt het binnen het jodendom dan ook als de heiligste plaats. Het herinnert aan de verwoesting van Jeruzalem door Titus.

De verwoesting van Jeruzalem, en de Tempel, was ook een breekpunt in de geschiedenis van de Christelijke gemeente en hoe de Joden en Christenen met elkaar omgingen.

Verwoesting van Jeruzalem (de Klaagmuur)

Gessius Florus was procurator over Judea van 64 n.Chr. tot aan 66 n.Chr, het moment dat de 1e Joodse Opstand uitbrak.

Florus was afkomstig uit Clazomenae in Asia en behoorde tot de stand van de equites. Zijn vrouw Cleopatra was goed bevriend met Poppaea, de vrouw van keizer Nero. Aan deze vriendschap had Florus volgens Josephus zijn benoeming in Judea te danken. (Wikipedia)

Hij nam, toen de belastinginkomsten laag waren, zilver af (of uit) de Tempel wat tot een oproer leidde dat hij beantwoorde door troepen de stad in te sturen. Met als gevolg een slachting van +/- 3600 mensen. Zijn actie was de aanleiding voor de 1e Joodse Opstand.

De opstand begon, en eindigde, bij Masada. De Romeinen hadden er een vrijwel onneembare vesting gebouwd. Toch inspireerden de gruweldaden van Florus enkele Zeloten om Masada aan te vallen. Verbazingwekkend genoeg wonnen ze door het Romeinse leger daar af te slachten. In Jeruzalem betuigde de tempelkapitein zijn solidariteit met de opstand door de dagelijkse offers aan Caesar te stoppen. Al snel was heel Jeruzalem in rep en roer en werden de Romeinse troepen verdreven en gedood. Toen kwam heel Judea in opstand; daarna Galilea.

Cestius Callus, de Romeinse gouverneur van de regio, marcheerde met twintigduizend soldaten uit Syrië. Hij belegerde Jeruzalem zes maanden, maar faalde. Hij liet zesduizend dode Romeinse soldaten achter, om nog maar te zwijgen van de wapens die de Joodse verdedigers buitmaakten en gebruikten in hun strijd.

Keizer Nero stuurde vervolgens Vespasianus, een gerenommeerd generaal, om de Judese opstand te onderdrukken. Vespasianus sloeg de oppositie neer in Galilea, vervolgens in Transjordanië en vervolgens in Idumea.

Hij omsingelde Jeruzalem. Maar vóór hij de de genadeslag kon toedienen stierf Nero. Vespasianus raakte verwikkeld in een leiderschapsstrijd die eindigde met de oostelijke legers die hem opriepen keizer te worden. Een van zijn eerste keizerlijke daden was het aanstellen van zijn zoon Titus om de Joodse oorlog te voeren.

De opstand neergeslagen

Inmiddels was Jeruzalem geïsoleerd van de rest van het land en in de stad maakte men ruzie over de te volgen verdedigingsstrategie. Naarmate het beleg vorderde, begonnen mensen te sterven van honger en pest.

Ondertussen gebruikten de Romeinen nieuwe oorlogsmachines om keien tegen de stadsmuren te smijten. Stormrammen vielen de vestingwerken aan. Joodse verdedigers vochten de hele dag en worstelden om de muren ‘s nachts te herbouwen. Uiteindelijk braken de Romeinen door de buitenmuur, toen door de tweede muur en tenslotte door de derde muur. Toch vochten de Joden en haastten ze zich naar de tempel als hun laatste verdedigingslinie.

Verwoesting van Jeruzalem

Dat was het einde voor de dappere Joodse verdedigers, de stad en voor de tempel. Maar ook voor de staat en het land Israël.

Historicus Josephus beweerde dat Titus de tempel wilde behouden, maar de soldaten waren volgens de overlevering zo boos op hun tegenstanders dat ze hem in brand staken. De overige Joden werden afgeslacht of als slaven verkocht.

De Zeloten die Masada innam, hield het nog minstens drie jaar bezet. Toen de Romeinen eindelijk hun belegeringshelling bouwden en het bergfort binnenvielen, vonden ze de verdedigers dood – ze hadden zelfmoord gepleegd om te voorkomen dat ze door buitenlanders werden gevangengenomen.

Gevolgen van de opstand

De Joodse Opstand betekende het einde van de Joodse staat tot in de moderne tijd. Pas in 1948 werd de staat Israël weer opnieuw gesticht, na zo’n 2000 jaar diaspora. Wel bleven er altijd Joden wonen in het gebied, net als de Samaritanen.

De vernietiging van de tempel betekende ook een verandering in de eredienst van de Joden (hoewel die verandering al was begonnen toen Joden zich al minstens zeshonderd jaar over de hele wereld verspreidden).

De eerste verwoesting van de tempel, door de Babyloniërs in 586 voor Christus, had de Joden gedwongen om mensen van het Boek te worden. Het trieste einde van de tempel sloeg de deur dicht van het offersysteem van de Joden. Ze pasten zich natuurlijk aan en creëerden nieuwe rituelen voor thuis en de synagoge. Het Sanhedrin werd ontbonden.

Waar waren de christenen?

Buiten de stad, eigenlijk. Velen waren decennia eerder door vervolging uit Jeruzalem verdreven. Eusebius schreef dat toen de opstand begon, in 66 na Christus, enkele van de overgebleven Joodse christenen naar Pella (Jordanië) vluchtten, een stad aan de overkant van de rivier de Jordaan.

Volgens Eusebius van Caesarea was Pella tijdens de Joodse opstand in 66 na Chr. het toevluchtsoord voor christenen uit Jeruzalem. Een van de eerste christelijke kerken werd er gebouwd. Omstreeks 130 zijn deze christenen teruggekeerd naar Jeruzalem en hebben ze mede de stad opnieuw opgebouwd. (Wikipedia)

Men zou kunnen zeggen dat deze gebeurtenissen het machtsevenwicht binnen de jonge kerk naar de heidenen liet verschuiven. Evangelisten zoals Paulus hadden oorspronkelijk te maken gehad met een sterke (en conservatieve) Joodse kerk, gevestigd in Jeruzalem. Maar dat de Christelijke Joden niet betrokken waren bij de opstand dreef een duidelijke wig tussen hen en hun traditionele tegenhangers: de religieuze joden.

Na het jaar 70 werden christenen niet meer toegelaten in de synagogen. De val van Jeruzalem maakte de christenen dus nog meer onderscheiden van de joden en zorgde er voor dat de kerk zich verder onder de heidenen ontwikkelde en de ontwikkling onder de Joden tot stilstand kwam.

(Naar een artikel van Church History Magazine, Issue 28)

Print Friendly, PDF & Email