Augustinus van Hippo. De invloedrijkste kerkvader ooit

Augustinus (Thagaste, 13 november 354 – Hippo, 28 augustus 430) is denk ik de meest invloedrijkste kerkvader ooit. Tot op de dag van vandaag bestuderen mensen zijn werk en vooral zijn opvattingen over de predestinatie hebben, zeker in ons Calvinistische land, veel invloed gehad en in bepaalde kerken nog steeds.

Augustinus de invloedtijkste kerkvader ooit in discussie met de Donatisten (public domain)
Augustinus en de Donatisten (public domain)

Jeugd

Augustinus was een kind dat volledig zijn gang kon gaan én ging. Stelen, een “groot leugenaar”, immoreel, kwaadaardig zelfs. In zijn jonge jaren, als student, werd hij lid van een heidense sekte, botvierde hij ongebreideld zijn sexuele lusten en leefde er op los.

Zijn vader vond het allemaal prima als in dat hij zich niet interesseerd voor wat zijn zoon deed zolang Augustinus maar bereikte wat zijn vader voor ogen had: een ‘man van cultuur’ worden. Het was wat Augustinus zijn vader later kwalijk nam: dat hij nooit een opvoeding had gehad waarin hem werd bijgebracht dat wat hij deed totaal niet goed was.

In Carthago sluit hij zich aan bij de Manicheeërs, een gnostische beweging, waar hij zich later van afkeerde en tegen verzette. Een keerpunt in zijn leven was de dood van zijn beste vriend die zich vlak voor zijn dood liet dopen. Onbegijpelijk voor Augustinus aangezien zijn beste vriend ook een Manicheeër was.

Bekering van Augustinus

Zijn bekeringsverhaal is bijzonder – door een kind dat zong “Tolle, lege” (neem en lees), terwijl hij in een crisis was, nam hij de Bijbel en las Romeinen 13:13-14.

Laten wij, als bij lichte dag, eerbaar wandelen, niet in brasserijen en drinkgelagen, niet in wellust en losbandigheid, niet in twist en nijd! Maar doet de Here Jezus Christus aan en wijdt geen zorg aan het vlees, zodat begeerten worden opgewekt.”

Hoewel Augustinus uiteindelijk bekeerd was en zijn geloof in God nooit meer verloor, bleven de verleidingen bestaan. Hij had genoten van “de vergankelijke schoonheid van het lichaam, de helderheid van het licht, de zachte melodie van liedjes, de heerlijke geur van bloemen en de ledematen die gemaakt waren om het vlees te omhelzen.”

Hij was de minst kalme van alle heiligen, de meest onstuimige, en zelfs na zijn bekering kon hij over twijfel praten alsof hij de zaak goed begreep. Toch werd hij gesteund door het visioen in de tuin van tijdelijke helderheid, een visioen dat hij nooit kon wegredeneren. Het enige wat hij kon zeggen was dat ‘het was alsof het licht van de zaligheid in mijn hart was uitgestort’.

Als priester en bisschop werd Augustinus een gerenommeerd prediker. Er zijn bijna zeshonderd preken van hem overgeleverd, naar schatting 10% van het totale aantal preken dat hij heeft gehouden. Een deel van zijn predikend leven besteedde hij aan de bestrijding van de aanhangers van met name de andersdenkende (ketterse) stromingen van het manicheïsme, het donatisme en het pelagianisme, maar vooral was hij pastoraal bewogen en bezorgd om het welzijn van de mensen die aan zijn zorg als bisschop waren toevertrouwd. – Wikipedia

Invloedrijkste kerkvader

Als je mensen vraagt één “kerkvader” te noemen is de kans heel groot dat ze Augustinus noemen. Zoals gezegd is hij waarschijnlijk de invloedrijkste kerkvader ooit, of op zijn minst de meest bekende.

De vijf meest kenmerkende leringen van Augustinus, gesmeed in het heetst van de theologische strijd, blijven niet alleen invloedrijk maar zijn ook controversieel.

De oosters-orthodoxen beschouwen enkele van Augustinus’ belangrijkste ideeën als verderfelijk, zo niet ketters. Anabaptisten hebben veel van zijn theologie verworpen, terwijl protestanten in het algemeen geselecteerde leringen claimen en andere negeren.

Niettemin wordt Augustinus algemeen beschouwd als de meest invloedrijke filosoof en theoloog van de kerk. Zijn vijf centrale ideeën werden gesmeed in het heetst van een theologisch conflict, en ze blijven tot op de dag van vandaag controversieel:

1. De aard en bron van het kwaad.
2. De aard van de kerk en haar sacramenten.
3. De erfzonde.
4. De relatie tussen genade en vrije wil.
5. Predestinatie (Uitverkiezing of voorbestemming).

Augustinus verfijnde elk van deze doctrines terwijl hij streed tegen wat volgens hem ketterijen waren, of op zijn minst valse wereldbeelden: een dualistische ‘cult’ die bekend staat als de Manicheeërs, een christelijke sekte in Noord-Afrika die bekend staat als de Donatisten, en de overtuigingen van een Britse monnik genaamd Pelagius en zijn volgelingen. De kenmerkende leringen van Augustinus zijn in wezen antwoorden op deze “theologische vijanden”.

Aard en bron van het kwaad

Augustinus ontwikkelde een idee waarvan hij geloofde dat het in overeenstemming was met de bijbelse openbaring en het beste van de filosofie: het kwaad is niet een “ding” of “substantie”, maar alleen het ontberen van het goede (privatio boni). Het is voor goedheid wat duisternis is voor licht.

De bron van het kwaad is dan niet Gods schepping (hoe zou God ‘niet-zijn’ kunnen scheppen?) maar het misbruik van de menselijke vrije wil. Met andere woorden: doordat het licht (God) ontbreekt manifesteert zich de duisternis (het kwaad), denk aan: “en het licht schijnt in de duisternis en de duisternis heeft het niet gegrepen.” (Joh. 1:5) .

Volgens Augustinus is het kwaad ‘niets anders dan corruptie, hetzij van de maat, hetzij vorm, of de orde die bij de natuur hoort.” Elders schreef Augustinus: “Het enige kwade is een kwade wil.”

Het feit dat het licht ontbreekt wil niet zeggen dat het kwaad er niet is. Het is er wel degelijk immers? Paulus leerde “de Wet doet zonde kennen”. Er is dus wel degelijk zonde, kwaad, en dat wordt zichtbaar zodra de Wet (van God) de zonde veroordeelt, openbaart als zijnde zonde.

Aard van de kerk

In zijn strijd met het Donatisme formuleerde Augustinus standpunten over de kerk.

Volgens Augustinus was de kerk zowel universeel (niet beperkt tot een bepaalde denominatie of richting) als gemengd (sommige leden gered, andere niet). Alleen God kan definitief weten welke gedoopte personen werkelijk wedergeboren zijn.

Augustinus’ opvattingen over de kerk werden de fundamenten van de katholieke kerk tegen alle vormen van “sektarische en schismatieke hervorming”. Zelfs de hervormers (Luther, Zwingli, Calvijn) accepteerden de meeste antwoorden van Augustinus op het donatisme.

De ana-baptisten (ook wel ‘wederdopers’ genoemd) daarentegen verwierpen deze ideeën en herhaalden het aandringen van het donatisme op een zuivere, of op zijn minst wedergeboren, kerk.

De belangrijkste gemeenschappelijke kenmerken van de dopers zijn de opvatting dat wedergeboorte de voorwaarde is voor het toedienen van de doop en dat daarom alleen volwassenen gedoopt mogen worden, en de visie op de kerk als een vereniging op basis van vrijwilligheid, los van invloed van de staat. Op deze punten braken de dopers met de middeleeuwse traditie waarin de samenleving gezien werd als een christelijke maatschappij (het corpus christianum) en liepen zij vooruit op de moderne scheiding van kerk en staat.Wikipedia

Dit gaat dus lijnrecht in tegen de opvattingen over de Predestinatie, van Augustinus en de reformatie, zie verder.

Erfzonde, genade en vrije wil

Augustinus geloofde dat de mensheid gebukt gaat onder de “erfzonde”, wat inhoudt dat we sinds de val van Adam verdorven zijn – niet in staat om goed te doen zonder bovennatuurlijke hulp.

De bevelen van God om goed te doen werden gegeven, concludeerde Augustinus, gewoon om ons onvermogen aan te tonen en ons over te geven aan de barmhartigheid van God.

‘De vrije wil van een mens’, schreef hij tegen Pelagius, ‘dient niets anders te doen dan te zondigen.’

Volgens Augustinus kon alleen de bovennatuurlijke kracht van Gods genade, verleend door de doop, de dodelijke wond van de zonde op de menselijke ziel genezen (vandaar de noodzaak van de kinderdoop – om die wond “onmiddellijk” te genezen, al bij de geboorte).

Genade kan niet worden ontvangen door een daad van menselijke wil of zelfs maar mee samenwerken (synergisme) – het moet als een geschenk worden gegeven. – zo meent Augustinus.

“De Geest van genade zorgt er daarom voor dat we geloof hebben”, schreef hij, “opdat we door geloof, door erom te bidden, het vermogen kunnen verkrijgen om te doen wat ons is opgedragen.”

Predestinatie

Waarom ontvangen slechts enkelen de gave van geloof? In “Over de predestinatie van de heiligen”, geschreven niet lang voordat hij stierf, concludeerde Augustinus dat God eenvoudig enkele personen uit de massa van gevallen mensheid kiest om te redden en anderen aan hun verdiende veroordeling overlaat.

De reden waarom sommigen zo begenadigd zijn en anderen overgeslagen, ligt alleen in “de verborgen raadsbesluiten van God”.

De basiscontouren van wat later bekend kwam te staan ​​als ‘calvinisme‘ zijn te vinden in de latere anti-pelagiaanse geschriften van Augustinus.

Katholieke kerk

De katholieke kerk eigende zich enkele van deze ideeën toe, zoals de efrzonde (hoewel niet de “totale verdorvenheid”) en de absolute noodzaak van bovennatuurlijke genade voor verdienstelijke werken van gerechtigheid.

De katholieke theologie ging echter in grote lijnen voorbij aan Augustinus’ predestinatieleer.

Wycliffe, Luther, Calvijn en andere hervormers herbevestigden Augustinus’ doctrine van predestinatie, de erfzonde, verdorvenheid en de soevereiniteit van genade.

Anabaptisten (vroege baptisten, wederdopers) en andere meer radicale hervormers verwierpen dit. Ook de tegenwoordige Baptisten en Evangelische gelovigen verwerpen de opvattingen van Augustinus grotendeels.

Print Friendly, PDF & Email